Boekhout van Solinge,
Tim (1996), De Frans-Nederlandse drugbetrekkingen. Amsterdams Drug
Tijdschrift, nr 2, augustus 1996, pp. 12-14.
Copyright © 1996 Tim Boekhout
van Solinge. All rights reserved.
De Frans-Nederlandse drugbetrekkingen
Tim Boekhout van Solinge
De Frans-Nederlandse drugbetrekkingen
De Frans-Nederlandse diplomatieke verhoudingen worden sinds enige tijd verstoord door het onderwerp drugs. Nederland zou, met zijn in Franse ogen lakse beleid, het Europese buitenbeentje zijn, waarvan Frankrijk de negatieve effecten ondervindt. Wat is er nu wel, en wat is er niet waar van deze kritiek en is het inderdaad zo dat Nederland l'exception européenne is met de wijze waarop het de drugproblematiek aanpakt?
Ondanks de verzachtende woorden waarmee de Franse en Nederlandse gezagsdragers de laatste tijd pogingen doen de verhoudingen toch vooral goed te houden, is het op zich weinig nieuws dat het op het diplomatieke vlak niet zo botert tussen Frankrijk en Nederland. Uit de jaren zestig dateren de botsingen tussen het Europese Frankrijk en het Atlantische georiënteerde Nederland, botsingen die werden gepersonifieerd door president De Gaulle en minister van Buitenlandse Zaken Luns. Sindsdien, zo zou men enigszins cynisch kunnen stellen, is het niet echt meer goed gekomen tussen de twee landen. Althans, de diplomatieke verhoudingen zijn sedertdien bepaald niet als hartverwarmend te bestempelen.
De huidige, paarse regering heeft besloten een poging te doen de Frans-Nederlandse betrekkingen op te poetsen. Dit werd echter al snel bemoeilijkt door de Nederlandse keuze voor de Amerikaanse Apache-helikopter in plaats van de Duits-Franse (Europese) Tigre. Vervolgens zijn met de verkiezing van Chirac tot president van Frankrijk de verhoudingen op een dieptepunt beland. Chirac lijkt namelijk vastbesloten van `drugs' een belangrijk thema te maken, en heeft het dossier persoonlijk ter hand genomen. Nederland is in zijn optiek de boosdoener van een deel van de drugsellende in Frankrijk.
Drughandel
De Franse kritiek op Nederland richt zich met name op de drughandel; een groot deel van de drugs in Frankrijk zou uit Nederland afkomstig zijn. Verschillende cijfers doen hierbij de ronde, maar niet altijd wordt daar objectief mee omgegaan. De Franse ambassadeur in Nederland heeft al enkele malen uitgesproken dat 65% van de in Frankrijk onderschepte hard drugs uit Nederland zou komen, zonder te specificeren op welke drugs hij doelt (volgens de Franse wet bestaan er overigens geen soft drugs en hard drugs). De Franse senator Masson schreef onlangs in een rapport over het akkoord van Schengen, dat hij op verzoek van premier Juppé schreef, dat maar liefst 84% van de onderschepte heroïne uit Nederland afkomstig was, daarbij Nederland en passant kwalificerend als narco-Etat.
Het zijn cijfers die doen schrikken, maar (even) spijtig is dat zij niet kloppen. Volgens de cijfers van het Franse ministerie van Binnenlandse Zaken namelijk, was in 1994 48% van de onderschepte heroïne uit Nederland afkomstig. Als men kijkt naar de cocaïne die in dat jaar in Frankrijk werd onderschept, dan kwam nog geen 1% uit Nederland.
Het feit dat ongeveer de helft van de heroïne die in Frankrijk wordt onderschept uit Nederland komt, is natuurlijk een ernstige, en niet te bagatelliseren kwestie. Het is alleen jammer dat sommigen deze kwestie nog erger maken dan zij al is, door hogere cijfers te presenteren. Door selectief, suggestief en zonder bronvermelding met cijfermateriaal van de Franse douane om te springen, wekt senator Masson in zijn rapport aan premier Juppé de indruk dat er een alsmaar groeiende stroom van drugs uit Nederland in de richting van Frankrijk vloeit. Feitelijk is de hoeveelheid heroïne uit Nederland die in Frankrijk in 1995 werd onderschept, gedaald ten opzichte van 1994. Kwam in 1994 nog 318 kilo van de in Frankrijk onderschepte heroïne uit Nederland, in 1995 daalde deze hoeveelheid naar 299 kilo. In relatieve termen bezien echter -vergeleken met andere landen- steeg de hoeveelheid heroïne die uit Nederland afkomstig was. Was in 1994 48% van de totale heroïne-onderscheppingen in Frankrijk afkomstig uit Nederland, in 1995 steeg het Nederlandse aandeel tot 58%, maar kwam daarmee nog lang niet in de buurt van de 84% van senator Masson.
Drugonderscheppingen
Een daling in absolute cijfers die tegelijkertijd een relatieve stijging is, betekent dat de totale hoeveelheid onderschepte heroïne is gedaald. Inderdad liepen de Franse heroïne-onderscheppingen in 1995 ten opzichte van 1994 terug van 661 naar 499 kilo. Hiermee komen we meteen op een ander punt, namelijk wat zeggen de drugonderscheppingen nu eigenlijk? In hoeverre geven zij een betrouwbaar beeld van de bestaande handelsstromen? Hoe efficiënt zijn de drugbestrijdingsdiensten in hun strijd tegen de handel en is de Franse kritiek terecht dat Nederland weinig tegen de drughandel optreedt?
Volgens de internationale `standaard' van bijvoorbeeld Interpol, wordt
van de drugs die in omloop zijn, ongeveer 10% onderschept. Uiteraard is
dit een internationaal gemiddelde en verschilt dit `vangstpercentage'
per land, al weet niemand -behoudens misschien een grote drughandelaar-
precies hoeveel. De onzekerheidsmarge is in ieder geval groot en drugonderscheppingen
mogen daarom niet gelden als maatstaf voor wat er in zijn totaliteit gaande
is.
Betrekt men hierbij dat de Noordfranse grens geldt als de best beveiligde
buitengrens van Frankrijk (gemeten aan de bezettingsgraad van de douane)
dan is het op zich niet zo verwonderlijk dat er bij deze grens meer wordt
onderschept dan bij andere grenzen. Het is trouwens vreemd dat er slechts
een minimale hoeveelheid heroïne wordt onderschept aan de Duits-Franse
grens, terwijl toch bekend is dat Duitsland het E.U.-land is waar de meeste
heroïne binnenkomt.
Bezien in een Europese context, kijkend naar de cijfers van Europol en de hoeveelheden heroïne die per land de laatste jaren zijn onderschept, dan valt allereerst op dat Frankrijk niet zo veel onderschept vergeleken met andere grote Europese landen zoals Duitsland, Groot-Brittannië, Italië en Spanje. Ook in Nederland werd er in de meeste van de afgelopen jaren meer heroïne onderschept dan in Frankrijk, om over de hoeveelheden cocaïne en cannabis nog maar te zwijgen.
Doet de Franse drugbestrijding het daarom minder goed dan de rest? Er is niemand die het precieze antwoord op deze vraag heeft, omdat de onzekerheidsmarge met betrekking tot de hoeveelheid in omloop zijnde drugs groot is. In ieder geval plaatsen dergelijke cijfers de Franse verwijten, als zou Nederland een laks drugbeleid voeren en niet tegen de handel optreden, in een ander daglicht. Hoofd van de Parijse drugbrigade Bouchet, onlangs te zien in een Nova-reportage, voerde als bewijs voor de Nederlandse laksheid aan dat Nederland jaarlijks slechts 2.000 drugsaanhoudingen verricht en Frankrijk maar liefst 60.000! Bouchet zei er niet bij dat er in Nederland (veel) meer drugs worden onderschept dan in Frankrijk.
Rotterdam
Ondanks deze kanttekeningen blijft natuurlijk staan dat een aanzienlijk deel van de heroïne die in Frankrijk wordt onderschept, uit Nederland afkomstig is. Het bestaan van deze handel is nu eenmaal niet te ontkennen; men hoeft maar naar Rotterdam te gaan om hier iets van te zien. Wiens `schuld' is dit nu, ligt dit aan Frankrijk of aan Nederland?
Drugs zijn in Nederland over het algemeen gemakkelijker te verkrijgen dan in Frankrijk; volgens de Fransen te gemakkelijk. Hierbij wordt er van uit gegaan dat meer verkrijgbaarheid van drugs per definitie leidt tot meer gebruik, terwijl de Nederlandse ervaring leert dat dit verband niet zo rechtlijnig is. Fransen zullen hier tegenin brengen dat dit model in Nederland dan misschien werkt, maar dat het daarmee nog niet toepasbaar is op Frankrijk, aangezien de Gallische geest niet zo gedisciplineerd is als de Noordeuropese.
Of dit laatste nu waar is of niet, Parijs zou zich wel moeten afvragen waarom het toch vooral Fransen zijn die in Nederland heroïne komen kopen. Als Parijs ageert tegen het drugtoerisme naar Nederland, wordt er nooit bij gezegd dat het vooral Fransen betreft. Natuurlijk zijn er ook Belgen en Duitsers die in Nederland drugs komen kopen, maar als je kijkt naar de min of meer georganiseerde handel in de zin van gecoördineerd en regelmatig, dan gaat het vooral om (Noord-)Fransen. Vraagt Parijs zich wel eens af of waarom vrijwel alle auto's -zo'n 90% volgens mijn waarnemingen- die in een wijk als Spangen heroïne komen kopen, uit Frankrijk komen? De gemeente Rotterdam is vorig jaar de operatie-Victor gestart om deze handel tegen te gaan. Menig Fransman die ik hierover spreek, gaat er daarbij van uit dat Victor is gestart onder Franse druk, terwijl de werkelijke reden toch was dat de lokale bevolking schoon genoeg had van de vele buitenlanders die er drugs kwamen kopen. Wie heeft er nu eigenlijk last van wie?
De Franse 'eisen'
Wat wil Frankrijk nu precies van Nederland? Parijs wil dat er een scanner komt in de haven van Rotterdam opdat er minder containers met drugs binnenkomen. Daarnaast moet er iets worden gedaan aan de Nederlandse coffeeshops die de Franse jeugd van cannabis zouden voorzien.
Indien wordt gekeken naar de feitelijke, grensoverschrijdende overlast van het Nederlandse drugbeleid, dan betreft dit met name de heroïne. Weliswaar zijn er ook aanzienlijke hoeveelheden amfetaminen, ecstasy en LSD die uit Nederland komen en in Frankrijk worden onderschept, maar -niettegenstaande de ernst van deze kwestie- is het leeuwedeel van deze handel bestemd voor de Britse markt. De Fransen ondervinden hier geen werkelijke hinder van.
Maar, zoals gezegd, deze hinder is wel degelijk van toepassing op heroïne. Bedenkt men hierbij dat de hoeveelheid heroïne die in Rotterdam binnenkomt, te verwaarlozen is vergeleken met wat er in Nederland over land (via Duitsland) binnenkomt, dan is het vreemd dat Parijs zo graag een scanner in de Rotterdamse haven wil. De drugs die hier binnenkomen, zijn namelijk vooral cannabis en cocaïne, en dit zijn nu net de drugs waar de Fransen weinig grensoverschrijdende hinder van ondervinden: van de Franse onderscheppingen komt minder dan 3% van de cocaïne, en nog geen 2% van de hasj uit Nederland.
Deze Franse cijfers laten zien dat de Nederlandse coffeeshops niet de cannabis-leveranciers zijn van de Franse jeugd. Toch zijn de Nederlandse coffeeshops een voortdurende doorn in het Franse oog. Waarschijnlijk is de Franse kritiek op de Nederlandse coffeeshops dan ook meer van principiële aard. Het Franse drugbeleid is in de eerste plaats prohibitionistisch, waarbij de wet geen onderscheid maakt tussen de verschillende soorten (illegale) drugs. De politiepraktijk is daarbij met name gericht op cannabisgebruikers; 60% van de (60.000) drugsaanhoudingen hangt samen met cannabis. Om het prohibitionistisch beleid te rechtvaardigen, wijst men in Frankrijk nogal eens op het stepping stone-gevaar van het gebruik van cannabis en op de (directe) schadelijke effecten van dit gebruik - dit laatste kan niet los worden gezien van de grote invloed die iemand als Nahas (die ook vorig nummer ADT) op het politieke beleid in deze heeft gehad.
Een liberaal drugbeleid zoals het Nederlandse, is haast per definitie onverenigbaar met een prohibitionistisch beleid als het Franse. De Franse boodschap die stelt dat cannabis gevaarlijk is, verliest in eigen land veel van zijn overtuigingskracht als men in omringende landen in meerdere of mindere mate van mening is dat dit gevaar wel meevalt.
l'Exception européenne?
Frankrijk wijst er nogal eens op dat Nederland met zijn liberale beleid het buitenbeentje is van Europa en dat het zich dient aan de passen aan de Europese norm. Is het inderdaad zo dat Nederland l'exception européenne is met de wijze waarop het de drugproblematiek aanpakt?
Het antwoord op deze vraag is afhankelijk van waar je het precies over hebt. Inderdaad verschilt Nederland van de andere Europese landen door de aanwezigheid van coffeeshops. In geen land van de Europese Unie ziet men zo deze, min of meer geïnstitutionaliseerde cannabis-verkooppunten. Het is met name deze formele openheid, en de schaal hiervan, waarin Nederland verschilt van de rest. Dit betekent nog niet dat het Nederlandse gedoogbeleid uniek is; Kopenhagen kent al lang een gedoogzone, terwijl men in Duitsland tegenwoordig ook coffeeshops ziet. In Frankrijk zal men deze niet vinden, maar iemand die er op zoek is naar cannabis, zal zijn waar wel vinden. De bij mijn weten enige, min of meer gedoogzone is de kantine van een Parijse universiteit, waar verschillende dealers aanwezig zijn en sur place kan worden geconsumeerd.
Als men het heeft over de verslavingszorg en hulpverlening, dan is eerder Frankrijk de uitzondering. Leest men bijvoorbeeld de serie artikelen die het dagblad Le Monde in januari 1994 wijdde aan het drugbeleid in Europa, dan kan men moeilijk tot een andere indruk komen. Hier komt een tamelijk dramatisch beeld van Frankrijk naar voren, met een grote heroïne-epidemie waarvan het einde voorlopig niet in zicht is, veel verslaafden die allerlei virussen met zich meedragen en een mogelijk besmettingsgevaar vormen voor niet-verslaafden, en een zorgbeleid dat op de meeste aspecten achterloopt op de rest van Europa. Ook in een artikel in het maandblad Le Monde Diplomatique uit februari 1996 geschreven door Christian De Brie, komt Frankrijk naar voren als het land dat met zijn drugbeleid achterloopt op zijn Europese partners. In dit verband is het jammer dat de steunbetuiging die Nederland mocht ontvangen van verschillende Duitse deelstaten, aan Frankrijk ongemerkt voorbij is gegaan.
Het vreemde van dit alles is dat, voordat Chirac tot president werd gekozen, in Frankrijk werd erkend dat het prohibitionistische beleid funeste gevolgen had gehad voor de volksgezondheid. Men gaf toe zich te hebben vergist en had het roer omgegooid door over te gaan tot een harm reduction-beleid. Sinds Chirac de scepter zwaait, lijken dergelijke geluiden te zijn verstomd en wordt de nadruk gelegd op het bestrijden van de handel. Nederland wordt hierbij aangewezen als hoofdschuldige voor de Franse drugproblematiek, terwijl de Franse deskundigen weten dat een benadering die zich alleen op de handel richt, veel te eng is. In Frankrijk heeft dan ook lang niet iedereen waardering voor Chiracs monocausale aanpak van de drugproblematiek en wordt de harde toon in de richting van Nederland niet overal gewaardeerd.
Tot slot
De verklaring voor de houding van president Chirac moet waarschijnlijk voor een deel worden gezocht in overwegingen van electorale aard. Drugs zijn voor hem het thema bij uitstek dat hij kan gebruiken om zijn imago te verbeteren. Het zojuist genoemde artikel uit Le Monde Diplomatique geeft hiervan een goede analyse. Zonder Chirac bij naam te noemen, is duidelijk dat het ondermeer over hem gaat als wordt gesproken over de politieke uitbuiting van dit angstaanjagende onderwerp: "Het thema van de oorlog tegen de drugs is één van de bravourestukken geworden van politici die electoraal willen investeren in veiligheid en sociale controle."