Stel, Jaap van der (2000), Debat over legalisering van drugs gewenst. NRC Handelsblad, 17 April. Pre-publication version.
© Copyright 2000 Jaap van der Stel. All rights reserved. Reprinted with permission from the author.

[PDF] [English]

Debat over legalisering van drugs gewenst

Jaap van der Stel

Binnenkort komt het kabinet met een nieuwe drugsnota waarin vooral het cannabisbeleid nader wordt aangescherpt. Worden daarin experimenten aangekondigd om, zoals twintig gemeenten onder aanvoering van de Tilburgse burgemeester J. Stekelenburg hebben voorgesteld, de vrije teelt van wiet toe te staan? Of krijgt oud-korpschef R.H. Hessing zijn zin en wordt het Nederlandse 'gedoogbeleid' om zeep geholpen? De stem van Justitie zal in de nota in ieder geval sterk doorklinken. Nederland is 'te crimineel' volgens minister Korthals; de internationale drugshandel heeft in het Nederlandse tolerante klimaat een ideale uitvalsbasis gevonden en dat moet veranderen. Goede redenen om daarom naast Europol ook de nieuwe justitieorganisatie Eurojust in Den Haag te vestigen?

Nederland doet er alles aan om haar huidige, door het departement van Volksgezondheid geregisseerde, gedoogbeleid overeind te houden tegenover aanvallen van buitenaf. Maar het wil tegelijkertijd met de VS op de voorste rij zitten voor wat betreft de drugsbestrijding. In februari publiceerde het drugsbureau van de VN (INCB) een voor Nederland positief rapport: we doen ons uiterste best het drugscomplex te 'bestrijden' en zijn daarin heel succesvol. Niet zo moeilijk, zou je denken. Als op zo'n klein gebied zóveel wordt geproduceerd en verhandeld moet je wel ziende blind zijn om niet eens wat onoorbaars tegen het lijf te lopen. Je kunt de klok erop gelijkzetten. Zodra uit de VS een alarmerend bericht komt over de toegenomen productie van XTC in Nederland en de omvangrijke export naar de VS, volgt steevast een paar dagen later een triomfantelijk politiebericht over een ongehoorde drugsvangst of het oprollen van een batterij laboratoria. Haalt het echt wat uit?

Bang voor het debat

Recent publiceerde de Raad voor Volksgezondheid en Zorg samen met de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling, twee adviesorganen van minister Borst, een studie over de voor- en nadelen van de legalisering van drugs. De uitkomst van dit rapport was niet dat Nederland op stel en sprong drugs moet legaliseren, maar ook de houdbaarheid van het huidige gedoogbeleid werd daarin bekritiseerd. Wel is het blijkens de studie uiterst zinvol het debat over legalisering aan te gaan. Vooralsnog hoopt men in Den Haag dat ook deze bui weer overwaait.

Het is niet moeilijk om in te zien dat het Nederlandse gedoogbeleid moeilijk uit te leggen is aan de eigen burgers en zeker niet aan het buitenland. Maar ook als dat wel zou lukken zijn we er nog niet. Belangrijker is of zulk beleid op termijn valt vol te houden en wat de resultaten daarvan zijn. Niemand kan aantonen dat dit beleid ertoe heeft geleid dat er minder drugs zijn geproduceerd en dat de handel is afgenomen. Het tegendeel is eerder waar, ofschoon het lastig is op dit terrein oorzakelijke verbanden bloot te leggen. De burgers en hun burgemeesters zitten met de vraag hoe het valt te rijmen dat er in iets wat je mag — het kopen en gebruiken van drugs — niet mag worden voorzien. En, hoe valt te rijmen dat een economisch en voor de volksgezondheid steeds belangrijker sector als die van de productie en handel in drugs volstrekt buiten elke maatschappelijke controle blijft door deze illegaal te verklaren?

Het Nederlandse drugsbeleid is internationaal gezien een van de meest vooruitstrevende geweest. Deze voorhoedepositie heeft ruim vijfentwintig jaar bestaan en vond zijn wortels in de tolerante wijze waarop in de tweede helft van de jaren zestig door de overheid gereageerd werd op cannabisgebruik door jongeren. Dit positieve klimaat vond zijn weerslag in de beroemde rapporten van de commissies Baan en Hulsman. Hierin werd de overheid geadviseerd drugsgebruik en verslaving als een gezondheidsprobleem te benaderen en het justitiële- en politiële beleid daarop af te stemmen. Verder werd betwijfeld of het verbod op cannabis moest worden gehandhaafd omdat de gevolgen van de bestrijding zelf negatiever waren dan de primaire risico's van de drug zelf. In 1976 leidde het brede maatschappelijke draagvlak voor een genuanceerde benadering van cannabis tot een wijziging van de Opiumwet. Het jaren zeventig-optimisme dat beide rapporten uitstraalden kwam ook tot uitdrukking in de suggestie dat op langere termijn wellicht naast cannabis ook andere drugs gelegaliseerd zouden kunnen worden. Later bleek dat daarvoor veel minder steun te vinden was.

Thans is de Nederlandse regering als de dood voor zelfs maar een debat over legalisering, laat staan dat ze het initiatief daartoe neemt. Zoiets valt niet uit te leggen aan het buitenland dat toch al zo kritisch is over het Nederlandse drugsbeleid. Voor de ambtenaren die in internationale fora het Nederlandse beleid moeten zien te verdedigen wordt zoiets als een 'dolkstoot' in de rug ervaren. Maar daarmee sluit de overheid wel de ogen voor de realiteit: ze heeft thans nog maar heel weinig invloed op de gebruikspatronen, de hoogte van de consumptie, de productie en de im- en export van drugs. Verder neemt het aantal soorten middelen toe en vindt een grensvervaging plaats met natuurproducten en psychofarmaca. Met het ontbreken van een reële publieke greep op productie, distributie, consumptie van drugs is de drugsmarkt ongewild de 'meest geprivatiseerde sector' van Nederland geworden. Een sector die zich aan elke maatschappelijke interventie en controle onttrekt.

Pragmatiek is troef

Het Nederlandse beleid is in zoverre 'pragmatisch' dat het bij voortduring de praktijk weet te volgen. Het zet echter nooit en nergens de toon, het geeft geen leiding, het beïnvloedt nauwelijks positieve ontwikkelingen. Het heeft niet of nauwelijks invloed op het gebruik, de aard en de kwaliteit van de gebruikte drugs, de voorkeuren, de risico's en al helemaal niet op de opvattingen van de gebruikers zelf. Het positieve is veelal een onbedoeld effect dat te gemakkelijk aan 'het beleid' wordt toegeschreven. De overheid heeft slechts invloed waar het om ingrepen in zichtbare en tastbare verschijnselen gaat, zoals coffeeshops (die kunnen gesloten worden, of juist opgericht). Het verschijnsel zelf is een particulier initiatief.

Opmerkelijk is ook dat Nederland weinig moeite heeft gedaan de internationale verdragen naar haar hand te zetten en in overeenstemming te brengen met de bestaande praktijk. De creativiteit zit hem in het, door critici wel als 'juridisch geknutsel' ervaren, soepel interpreteren van de eigen wetgeving.

Het opportuniteitsbeginsel (op grond waarvan het OM afziet van vervolging) en het gedogen zijn vooral vluchtroutes om het beleid aan de praktijk aan te passen en te legitimeren. Beleidsmakers kunnen het zich aantrekken dat het beleid onbedoeld en onvoorzien ertoe heeft bijgedragen dat de commercialisering, schaalvergroting en differentiëring van het aanbod van hennepproducten een negatief gevolg van het drugbeleid lijken te zijn. De verregaande commercialisering van de cannabismarkt is heden een voldongen feit — bij de georganiseerde internationale handel zijn ook opvallend veel Nederlanders betrokken. Zij treden hiermee in de voetsporen van de koopvaarders van voorafgaande eeuwen, die koffie, tabak, opium, cocabladeren en brandewijn onbekommerd van het ene naar het andere werelddeel transporteerden.

Waarom zijn drugs nog illegaal?

Is de strijd tegen drugs en drugsgebruik op termijn kansloos? Uitgaande van de principes van de vrije wil en de vrije markt menen de burgers er recht op te hebben zelf te mogen bepalen wat ze gebruiken, mits ze anderen geen schade toebrengen. De morele autoriteit van de overheid trekken ze op dit terrein in twijfel. De stijgende consumptie op wereldschaal spreekt in ieder geval boekdelen.

Het is zonneklaar dat de discussie over het drugsbeleid moet beginnen met deze fundamentele vraag: 'waarom zijn bepaalde drugs illegaal'? De veronderstelling dat dat is omdat ze gevaarlijk zijn, is lang niet altijd houdbaar. Gebruikers weten ook uit eigen ervaring wanneer het gevaarscriterium opgeld doet — ze wantrouwen de officiële informatie. Tegen het argument dat de illegale middelen 'verslavend' zijn, valt in te brengen dat dit nu juist geldt voor de legale alcohol en tabak en veel minder voor cannabis, ecstasy en zelfs cocaïne. Dat illegale middelen negatieve sociale gevolgen hebben is zeker waar, maar geldt dat niet voor zoveel andere onverstandige menselijke gedragingen? De voorstanders van legalisering stellen voor om af te stappen van het idee van een drugvrije samenleving.

Gezien de enorme variëteit aan psychoactieve drugs die vandaag en in de toekomst beschikbaar zijn, is de overheid er mijns inziens toe verplicht te zoeken naar de beste manieren om de productie, distributie en consumptie te reguleren. Onder het koepelbegrip 'legalisering' moet voor dit zeer complexe vraagstuk een antwoord worden gevonden. Uiteraard is de definitie die aan legalisering wordt gegeven van groot belang. Onder legalisering versta ik niet het zonder meer 'vrijgeven' van het produceren, distribueren en bezitten van drugs. Wel versta ik onder legalisering het uit de strafwet halen van deze activiteiten en aansluitend reguleren daarvan binnen het kader van bestaande of nieuw voor te bereiden wetgeving.

Internationale discussie gewenst

De inhoud van de internationale verdragen is glashelder en Nederland heeft zich daaraan gecommitteerd. Eenzijdige, vergaande stappen in de richting van een de jure legalisering houdt onherroepelijk in dat Nederland voorwerp wordt van internationale debatten en conflicten. Noodzakelijk geachte en gewenste stappen dienen daarom in nauw overleg met internationale instanties te gebeuren.

Nederland kan niet eenzijdig overgaan tot legalisering van cannabis en de overige drugs tenzij het zich — met alle consequenties voor haar internationale positie op de koop toe — aan haar verdragsverplichtingen onttrekt. Dit kan politiek volstrekt ongewenst zijn. Ook een drastische uitbreiding van het gedoogbeleid draagt het risico in zich dat Nederland tot een 'drugsland' wordt uitgeroepen. Thans is slechts het ontketenen van een internationaal debat de meest realistische optie om ruimte te scheppen voor nieuw drugsbeleid, zoals voor experimenten die erop gericht zijn de effecten van legalisering in de praktijk te onderzoeken. Nederland heeft zeker het recht hiertoe het initiatief te nemen.

De noodzaak voor een debat over legalisering is heel goed uit te leggen aan 'het buitenland'. Het is bovendien zaak zo'n debat te voeren binnen EU- en VN-verbanden. Elders worstelt men met dezelfde problemen, en ook daar is behoefte aan debat en aan rationeel drugsbeleid dat niet gestoeld is op angst en onwetendheid.

Contact informatie

Dr Jaap van der Stel, e-mail: jvdstel@wxs.nl

De auteur is werkzaam bij De Geestgronden, Instelling voor Geestelijke Gezondheidszorg te Bennebroek, en is auteur van Een nieuw drugsbeleid? Voor- en nadelen van de legalisering van drugs. Uitgave: Raad voor de Volksgezondheid en Zorg / Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling; Zoetermeer, 2000; ISBN: 90-5732-053-3. Een samenvatting van het rapport is te vinden op <http://www.rvz.net/>