Justus Uitermark and Fenne Pinkster (2002), Rooilijn, Nr. 9, november 2002, pp. 440-446.
© Copyright 2002 Justus Uitermark. All rights reserved.

 

Tussen zorg en repressie

Justus Uitermark en Fenne Pinkster

Nu thema ’s als veiligheid en leefbaarheid volop in de politieke en publieke belangstelling staan, krijgt ook een oud probleem, de aanwezigheid van ‘junks’ in de grote steden, weer veel aandacht. Anders dan in de meeste landen maakt het Nederlandse beleid ten aanzien van deze groep niet alleen gebruik van repressieve middelen maar vooral ook van zorg en behandeling. Tot nog toe zijn echter geen duurzame oplossingen gevonden. Een vraaggesprek met drie Amsterdamse betrokkenen over oorzaken en mogelijke oplossingen.

Het principe van zero tolerance werd halverwege de jaren negentig uitgedacht door de Republikeinse burgemeester van New York en zijn politiecommissaris. Hun idee was dat kleine incidenten al snel tot grote wantoestanden uitgroeien en dat daarom niets door de vingers gezien mag worden (Merrifield, 2000). Het streven is een gepurificeerde openbare ruimte zonder criminaliteit en overlast, waarin het leef- en consumptieklimaat optimaal is (Zukin,1995). Dat kan echter tegelijkertijd betekenen dat 'ongewenste elementen' worden geweerd en dat het publieke domein voor sommige groepen ontoegankelijk wordt. Zero tolerance is inmiddels uitgegroeid tot een geliefd Amerikaans exportproduct dat ook in Nederland gretig aftrek vindt. Het begrip staat centraal bij het beleid van de nieuwe Rotterdamse gemeenteraad en de Amsterdamse politie hanteert het principe in Overtoomse Veld (Nijboer, dit nummer). De afgenomen tolerantie voor overlast heeft ook gevolgen voor degenen die gebruik maken van binnenstedelijke drugsmarkten, de zogenaamde 'junks'. 'Schoonvegen' lijkt het motto te worden, getuige de Rotterdamse wijkverboden en Utrechtse en Alkmaarse plannen om junks uit de stad te weren. Tegelijkertijd is duidelijk dat Nederlandse steden een andere traditie kennen dan New York. In Nederland wordt traditioneel geprobeerd het probleem ook aan te pakken met niet-repressieve maatregelen, zoals verstrekking van methadon en het creëren van gebruikersruimten. De vraag is hoe deze verschillende benaderingen zich tot elkaar verhouden en welke balans in de nabije toekomst zal worden gezocht. Kiest men voor een repressieve aanpak waarbij progressieve waarden en flexibele normen worden gezien als onderdeel van het probleem?

Deze discussie is ook in Amsterdam actueel. Hier lanceerde korpschef Van Riessen onlangs het plan om junks uit het stadscentrum te weren en op te nemen in 'zorgboerderijen' buiten de stad. Deze suggestie heeft de discussie over de aanwezigheid van junks in het Amsterdamse straatbeeld opnieuw aangewakkerd. We spraken over de Amsterdamse situatie met drie betrokkenen: Willem Schild, voormalig hoofdagent van politiebureau Warmoesstraat, Job Joris Arnold, directeur van de Belangenvereniging Druggebruikers MDHG en Peter Cohen, directeur van het Centrum voor Drugsonderzoek aan de Universiteit van Amsterdam.

Overlastbestrijding in de Amsterdamse Binnenstad

Is de laatste jaren sprake van verharding van het beleid ten aanzien van junks? Krijgen autoriteiten bijvoorbeeld meer mogelijkheden om overlast repressief aan te pakken?

Schild: "Er is wel een ontwikkeling gaande. Voor 1965 waren er landelijk, geloof ik, in vijftig jaar tijd zo 'n 58 mensen aangehouden voor overtreding van de Opiumwet. Na 1965 ging Nederland, en Amsterdam voorop, aan de drugs. Eerst cannabis, daarna in de jaren zeventig heroïne, in de jaren tachtig kwam daar cocaïne bij. Vanaf de jaren zeventig beginnen de autoriteiten met repressief optreden. Eerst alleen aan de hand van het Wetboek van Strafrecht en de Opiumwet. Daarnaast zijn er in de loop der jaren talloze Algemene Plaatselijke Verordeningen ingesteld om overlast tegen te gaan, zoals het messenverbod of het samenscholingsverbod. Je hebt sinds 1983-1984 ook de zogenaamde dijkverboden. Amsterdam kent een aantal noodgebieden die door de burgemeester zijn aangewezen. Daar kunnen junks voor een aantal gedragingen, waaronder drugsgebruik of het in bezit hebben van attributen voor gebruik, worden weggestuurd door een opsporingsambtenaar. Inmiddels zijn er vele duizenden uitgedeeld. De regeling is ook alsmaar uitgebreid. Nu kunnen ook verboden voor zeven of veertien dagen worden uitgevaardigd. Volgens mij worden, in het kader van de zero tolerance-gedachte, tegenwoordig meer bonnen en bekeuringen uitgeschreven. Een ander voorbeeld is de Strafrechtelijke Opvang Verslaafden waarbij junks niet gewoon hun straf uitzitten maar verplicht een ontwenningskuur ondergaan - dat lijkt me ook een duidelijk voorbeeld van verharding."

Arnold: "Ik wil niet spreken van een algemene trend van verharding. Vaak is men al vergeten hoe het er vroeger aan toeging. De roep om repressieve maatregelen is in ieder geval met golfbewegingen hoorbaar in Amsterdam. Wel zie ik een andere ontwikkeling, namelijk dat maatregelen steeds meer gericht zijn op overlast. Sinds 1994 worden alle programma 's beoordeeld op het effect dat zij hebben op overlast. Een typisch voorbeeld van een programma dat voldoet aan moderne eisen, is het Supportproject. Dat is gericht op EOP'ers, Extreem Overlastveroorzakende Personen. Het komt erop neer dat iedereen, waarvan de politie vindt dat ze overlast veroorzaken, een aanbod krijgt. Je tekent ervoor dat zorginstellingen jouw gegevens mogen uitwisselen. In ruil daarvoor krijg je een mentor die een aantal basale zaken voor je kan regelen: huisvesting, uitkering, medische zorg, toegang tot een gebruiksruimte en een zinvolle dagbesteding. Althans op papier. In de praktijk teken je voor uitwisseling van je gegevens tussen de instanties maar gebeurt er verder vaak weinig tot niets. Mensen die volgens de politie geen overlast veroorzaken, komen echter niet voor dit project in aanmerking. Of je dat verharding kan noemen weet ik niet. Hypocriet is het wel. In ieder geval kan je dus ook niet spreken van progressieve of zelfs pragmatische projecten: men blijft toch reageren op onrust vanuit de samenleving."

De burgemeester van Rotterdam, Opstelten, stelt dat opjagen uiteindelijk leidt tot verdamping van de overlast en criminaliteit. Welke effecten heeft repressief optreden in Amsterdam?

Schild: "Optreden is noodzakelijk, want je kan niet toelaten dat de overlast van een groep gebruikers het voor de meerderheid van bewoners en ondernemers verziekt. Alleen verplaats je met het uitdelen van wijkverboden de problematiek naar een andere buurt. Als er op de Zeedijk strenger wordt gecontroleerd is het in Amsterdam Zuidoost of op de Wibautstraat een stuk drukker. En er is bij mijn weten nog nooit iemand door afgekickt. Het uitdelen van dijkverboden is dweilen met de kraan open. Het kost wel klauwen vol met geld en houdt veel agenten en justitiepersoneel bezig. En ook de hulpverlening, want daar komt uiteindelijk het merendeel van de boetes binnen."

Cohen: "De acties die nu worden uitgevoerd bieden inderdaad alleen symbolische verlichting. Een probleem is ook dat er in Amsterdam geen enkele geografische visie op overlast is. In Rotterdam doet dominee Hans Visser van de Pauluskerk het anders. Daar worden problemen enigszins verdund door spreiding van gebruikersruimten. Opstelten weet ook dat Visser goed werk verricht."

Arnold: "Schoonvegen heeft gevolgen voor gebruikspatronen. Het heeft bijvoorbeeld de populariteit van het roken van cocaïne bevorderd. Dat is makkelijk en snel te roken en te verstoppen. Je hebt geen geknoei met folie of lepel en het is daarmee ideaal voor gebruik op straat. Bovendien houdt het je scherp en alert. Daarnaast leidt repressie tot meer stress. Voor zover mensen drugs gebruiken als een coping strategy, als middel dat ze helpt om met problemen om te gaan, kan het ook gebruik bevorderen. Andere negatieve effecten hebben te maken met de invloed op drugsmarkten. Schoonvegen zorgt er voor dat gebruikers verder de illegaliteit in worden gejaagd en 'ondergronds' moeten leven en hun drugs moeten kopen. Bovendien krijgen dealers meer macht naarmate de markt onrustiger is. Consumenten zijn overgeleverd aan hun grillen en vraagprijzen. Het belang van de houding van dealers wordt vaak onderschat. Zij vormen vaak het enige contact van betekenis met de wereld van niet-gebruikers. Er bestaat enorme minachting onder dealers voor de eigen klanten, die zich alleen al daarom minderwaardig gaan voelen. De dealer vormt zo een belangrijke component bij de instandhouding van de vicieuze cirkel van marginalisering waarin sommige gebruikers gevangen zitten."

Hulpverlening

Er is in het verleden ook een reeks alternatieve maatregelen genomen. Waarom hebben ook deze maatregelen niet het gewenste effect bereikt?

Arnold: "De hulpverlening is jarenlang tekortgeschoten. Het aanbod heeft zich nooit serieus op de vraag van mensen gericht. Om toch te mogen blijven voortbestaan heeft de hulpverlening de laatste jaren steeds meer concessies moeten doen aan de eis van 'overlastbestrijding '. Veel van die overlast was al lang teruggedrongen als er eerder was begonnen met het serieus nemen van druggebruikers."

Cohen: "Ik denk ook dat interventies rekening moeten houden met de gebruikers en hun behoefte om drugs te kopen en te gebruiken. Dat daar in Amsterdam geen sprake van is heeft alles te maken met structurele kenmerken van de Amsterdamse hulpverlening: ofwel men opereert vanuit een christelijk perspectief ofwel vanuit een therapeutisch perspectief. Christelijke organisaties, zoals het Leger des Heils en de Regenboog, zijn betrokken bij druggebruikers omdat ze hen willen afbrengen van een levensstijl die zij als verwerpelijk beschouwen, de klassieke kersteningsgedachte. De andere organisaties, waarvan Jellinek de belangrijkste is, werken vanuit een therapeutisch perspectief en zien gebruikers als patiënten. In het algemeen werkt dit laatste type organisatie vanuit een bureaucratisch perspectief, wat er toe leidt dat voorzieningen eerder een expressie zijn van de organisatie dan een antwoord op de behoeftes van de cliënten die ze geacht worden te bedienen. Er ontbreekt dus een visie die het mogelijk maakt voorzieningen te creëren die nuttig zijn voor deze groep." Wat is het gevolg van de recente installatie van een centrumrechtse regering en de daarop volgende val van het kabinet?

Schild: "Voor mij is het belangrijkste dat het heroïne-experiment niet zou worden uitgebouwd onder het kabinet Balkenende. En dat terwijl dit nu juist, ondanks alle nadelen zoals de onnodig hoge kosten, volgens alle betrokkenen een van de meest succesvolle initiatieven was." Arnold: "Samenhangend met de rechtse wind die door het politieke landschap waait, wordt het motto nu steeds meer 'eigen junk eerst '. In Utrecht wil men bijvoorbeeld geen voorzieningen meer beschikbaar stellen voor gebruikers die niet oorspronkelijk uit deze stad komen. En zo zijn er meer voorbeelden. Die houding heeft ook te maken met het feit dat mensen het zat zijn dat zij met de overlast zitten als er in een aanpalende buurt een veegactie is ondernomen. Maar met het vallen van het kabinet ligt alles weer open. Recente artikelen in de Volkskrant en het Algemeen Dagblad duiden erop dat links Nederland met het thema legalisering goede sier kan maken bij de bevolking die roept om veiligheid. Scheidend rechtbankpresident Gisolf pleitte er onlangs bijvoorbeeld voor om drugsbestrijding uit het strafrecht te halen."

Boeven vangen

Met het plan van Van Riessen lijkt de discussie over gebruikers en hulpverlening in een stroomversnelling geraakt. Wat vinden jullie van het plan?

Schild: "Van Riessen zei twintig jaar geleden al op de voorlichtingsvideo Running to stand still dat dit geen politieprobleem maar een maatschappelijk probleem is. Het merendeel van de junks zou nu niet crimineel zijn, als er een ambitieus en doordacht plan was uitgewerkt. Van Riessen zit hiermee in zijn maag. Hij wil gewoon boeven vangen. Een nationaal opgezet programma waarbij men tegen voorwaarden voor een redelijke prijs aan drugs kan komen, zou volgens mij de oplossing bieden. De groep is trouwens makkelijk te selecteren. De oude, criminele gebruikers zijn al jarenlang bekend bij de politie. Die zorgboerderijen zijn een goed idee voor zover ze tegemoetkomen aan de behoefte van mensen om een tijdje na te denken en uit te rusten na decennialang op straat te hebben geleefd."

Arnold: "Van Riessen heeft wat voor de vuist weg gefilosofeerd. Er is geen concreet plan. Hij heeft bijvoorbeeld geen idee of in een dergelijke voorziening drugs gebruikt kan worden. Welnu, zorgboerderijen gericht op clean leven, bestaan al jaren en voorzien in een deel van de behoefte. Maar een plek, waar je een opleiding volgt, arbeid verricht of op een andere manier je dag zinvol besteedt en op gezette tijden in alle rust je pijpje kunt roken, bestaat nog niet. De MDHG reageerde positief omdat Van Riessen heeft gezegd dat verslaafden niet in de cel thuishoren. Dat zijn wij met hem eens. Wij vinden net als Van Riessen dat dat niet zou moeten. Maar onderdak bieden hoeft niet perse buiten de stad, al zal een deel van de groep daar best voor kiezen. Ook binnen de stad kan en moet de drempel die ontstaat door het verbod op drugsgebruik verdwijnen. Er is overigens weinig bekend over het aandeel criminele activiteiten dat door junks wordt gepleegd. In feite gaat het om kruimeldieven. Natuurlijk heeft de politie gelijk als ze mensen arresteren, maar veel gebruikers worden lastig gevallen omdat ze een makkelijke prooi zijn. In de huidige situatie zijn mensen min of meer veroordeeld tot de straat."

Cohen: "Het plan is inderdaad niet doordacht. Van Riessen zegt dat de politiek maar moet uitmaken of er behandeling of verstrekking plaatsvindt in de zorgboerderijen. Het probleem is echter dat de politiek het beleid op die locaties ook weer aan de hulpverlening over zal laten. Van Eeken, politiecommissaris van de Warmoesstraat, heeft altijd al gezegd dat dergelijke activiteiten uit handen van de hulpverlening moeten blijven en ik ben het met hem eens. Het probleem is niet dat die plekken voor gebruikers in de stad zijn gevestigd, maar dat de hulpverlening bepaalt wat er gebeurt. Als verstrekking of drugsaankopen geregeld zouden kunnen worden zonder daar een therapeutisch perspectief aan vast te knopen, zouden ook binnen de stad goede oplossingen gevonden kunnen worden."

Onoverkomelijke problemen?

Zijn er in Amsterdam ook projecten die wel duiden op een beweging in wat jullie beschouwen als de goede richting?

Schild: "Het experiment met heroïneverstrekking is voor mij weer het belangrijkste voorbeeld. Zoals gezegd waren politie en hulpverleners enthousiast. Ook deelnemers aan het experiment reageren positief als het om het gebruik en de kwaliteit gaat, minder zijn ze te spreken over de toezichtsituatie. Een jongen die ik goed ken moest eerst hosselen maar sinds hij in het experiment meeloopt werkt hij bij een boekenverkoper. Het kan dus wel. Probleem is ook dat onze maatschappij niet ex-junkvriendelijk is. Mensen die in het kader van de Strafrechtelijke Opvang Verslaafden zijn afgekickt en gaan solliciteren worden zelfs bij de drugshulpverlening geweerd vanwege hun gebruikersverleden."

Arnold: "Er zijn ook andere ontwikkelingen. Nu zijn er bijvoorbeeld negen gebruikersruimten in Amsterdam. Er is steeds minder poespas bij de methadonverstrekking. En mensen die gebruik maken van Leger des Heils-voorzieningen mogen nu op hun kamertje roken, wat ze natuurlijk altijd al deden. Ook binnen de Jellinek is er sprake van wat al een stille revolutie genoemd wordt. Hun aanbod is nu niet meer uitsluitend abstinentiegericht, dat wil zeggen op clean worden en blijven. Ook daar is nu bijvoorbeeld de mogelijkheid om iets aan dagbesteding te doen voor mensen die niet af willen kicken. Men denkt steeds verder in die richting. Het gaat ons om een derde weg: normalisering. Daar hoort ook het reguleren van de markt bij. Nu zijn de prijzen kunstmatig hoog, omdat drugs illegaal zijn. Door de drugs tegen de werkelijke marktwaarde aan te bieden, hebben drugsgebruikers minder geld nodig om aan hun trekken te komen. Helaas valt er nog altijd veel moralisme te beluisteren in discussies over legalisering van drugs."

Ten slotte: kan het opjagen van junks er voor zorgen dat de overlast op een gegeven moment ruimtelijk geïsoleerd wordt op minder prominente plekken in de stad,waardoor het probleem niet langer prioritaire aandacht van de politiek heeft?

Cohen: "Als het probleem wordt verplaatst naar gebieden waar bewoners minder inspraakmogelijkheden hebben, zal het ook minder politieke aandacht krijgen. Maar het zal niet van de politieke agenda verdwijnen. In de Verenigde Staten hebben ze gebieden gecreëerd waar extreme vormen van overlast worden gedoogd door de staat. De illegale drugsmarkten en de negatieve fenomenen die daarmee gepaard gaan zijn grotendeels verbannen naar de getto's, die politiek gezien geen rol van betekenis hebben. In Nederland kennen we echter niet zulke sociale woestijnen. Buurtbewoners kunnen vrijwel altijd politieke druk uitoefenen. Verder is het belangrijk dat de gezondheidszorg een centrale positie inneemt binnen het Nederlandse denken over drugs. Die traditie leeft voort, vandaar ook dat Van Riessen direct praat over zorgboerderijen als hij gebruikers uit de stad wil weren."

Conclusie

Voor zover de laatste jaren een trend richting verharding is waar te nemen in Amsterdam, is deze duidelijk niet zonder precedenten. Juist omdat plekken ontbreken waar overlast alleen ervaren wordt door politiek machteloze groepen, gaat het opjagen door, met zo nu en dan een intensivering van het beleid. De ambitie van gemeenteraden en politieke partijen om nu 'echt' en 'definitief' iets aan deze problemen te doen past in deze golfbeweging. Tot op heden lijkt echter sprake van een vicieuze cirkel, waarbij allerlei zorginstanties de individuele en maatschappelijke schade opvangen die mede door (grotendeels noodzakelijk) repressief optreden is veroorzaakt. In ieder geval lijkt de rol van zorginstanties niet uitgespeeld op het moment dat de tolerantie ten aanzien van overlast afneemt.In Nederland is 'zorg 'een belangrijke beleidscomponent bij overlastbestrijding. Als men dezelfde mening heeft als de geïnterviewde betrokkenen - dat de aanwezigheid van (overlast veroorzaakt door) junks een maatschappelijke probleem is en niet (alleen) een ordeprobleem - is deze blijvende aandacht terecht. Maar het blijft de vraag hoe gereageerd moet worden op het uitblijven van duurzame resultaten. Schild ziet grootschalige gecontroleerde verstrekking als een humaan en efficiënt middel om de openbare orde te handhaven, terwijl Arnold liever niet denkt vanuit het perspectief van ordehandhaving maar van de gebruiker zelf. Geen van de drie de betrokkenen is enthousiast over het idee junks uit de stad te weren. Oplossingen kunnen en moeten gevonden worden binnen de grote steden. Op een meer fundamenteel niveau zien zij alleen een uitweg in een beleid dat gericht is op normalisatie en acceptatie van gebruikers.

 

Literatuur:

Merrifield, A.
2000 The dialectics of dystopia: disorder and zero tolerance in the city, International Journal of Urban and Regional Research, nr. 2, p.459-472.

Zukin, S.
1995 Cultures of cities, Oxford, Blackwell.