Boekhout van Solinge,
Tim (1996), De vraagkant van cocaïne en crack: de gebruikers. In:
Boekhout van Solinge, Tim (1996), Heroïne, cocaïne en crack
in Frankrijk. Handel, gebruik en beleid. Amsterdam, CEDRO Centrum
voor Drugsonderzoek, Universiteit van Amsterdam. pp. 63-73.
© Copyright 1996 Tim Boekhout
van Solinge. All rights reserved.
Heroïne, cocaïne en crack in Frankrijk
4 De vraagkant van cocaïne en crack: de gebruikers
Tim Boekhout van Solinge
- 4.1 Inleiding
- 4.2 De gebruikers van cocaïne
- 4.3 De gebruikers van crack
- 4.4 Van heroïne naar crack
- 4.5 Conclusie
4.1 Inleiding
Carpentier & Costes maken in hun statistisch overzichtswerk over drugs en druggebruik in Frankrijk de opmerking dat het gebruik van cocaïne -als voornaamste stof- sterk wordt ondergewaardeerd en slecht in kaart is gebracht. Zij vervolgen met te stellen dat sommige cocaïnegebruikers goed sociaal geïntegreerd lijken te zijn, en weinig gezondheidsproblemen kennen. Het gebruik van crack maakt evenwel een grote groei door en is "en pleine expansion".[132]
Een van de eerste opmerkingen die hier moeten worden gemaakt is dat er over de gebruikers van cocaïne en crack in Frankrijk erg weinig gegevens zijn. Men kan zich daarom afvragen of er eigenlijk wel voldoende bronnen zijn op grond waarvan men kan komen tot uitspraken over de Franse situatie.
Zoals al in de conclusie van het vorige hoofdstuk stond vermeld, zijn de meeste gegevens over crack in Frankrijk ontleend aan een bepaalde, gemarginaliseerde scene. Aangezien er nagenoeg geen gegevens bestaan over andere groepen gebruikers, brengt een presentatie van de beschikbare gegevens als risico met zich mee dat zij een eigen leven gaan leiden, waardoor een zeer eenzijdig en verkeerd beeld kan ontstaan. Dit hoofdstuk pretendeert daarom niet te beschrijven hoe het nu precies zit met het gebruik van cocaïne en crack in Frankrijk, maar geeft slechts weer wat er in Frankrijk hierover bekend is, zonder dat daarbij de validiteit van de bronnen wordt geverifieerd.
In dit hoofdstuk zal allereerst enige aandacht worden geschonken aan de gebruikers van cocaïne. Gelet op de weinige gegevens hierover, zal deze aandacht summier zijn. Net als bij het vorige hoofdstuk, zal ook in dit hoofdstuk de nadruk niet zozeer liggen op de gebruikers van cocaïne, maar veel meer op die van crack. De reden hiervoor is dat dit rapport met name gaat over de verslavingsproblematiek. Naar het zich laat aanzien, doet problematisch druggebruik zich meer voor bij crack dan bij cocaïne. Wat hiermee samenhangt is dat men in Parijs een ontwikkeling ziet dat heroïnegebruikers in sommige gevallen `overstappen' op crack. Aangezien dit een relatief nieuw verschijnsel is, zal hier iets langer bij worden stilgestaan. Ook zullen enkele hypothesen ter verklaring van dit verschijnsel worden ontwikkeld.
4.2 De gebruikers van cocaïne
Cocaïne is in Europa waarschijnlijk één van de onbekendere drugs. Van sommige drugs is min of meer bekend wie de gebruikers zijn. Van cannabis bijvoorbeeld weet men dat de gebruikers vooral jongeren zijn, van wie er naarmate zij ouder worden, er steeds minder blijven gebruiken. Ook van heroïne is min of meer bekend wie de -vaste- gebruikers zijn. Via de hulpverlening heeft men immers contact met een deel van de gebruikers, al men nooit precies om welk deel van de gebruikers het dan gaat, hetgeen ondermeer afhangt van de aard van de hulpverlening (of deze laag- of hoogdrempelig is etc.). In ieder geval weet men van heroïnegebruikers die bekend zijn bij de hulpverlening dat zij relatief oud zijn en dat hun gemiddelde leeftijd nog steeds stijgt, wat er op duidt dat er weinig aanwas is van jonge gebruikers. Het is bekend dat er naast de vaste gebruikers, de verslaafden, ook nog gelegenheidsgebruikers van heroïne zijn, onder wie cocaïnegebruikers die af en toe wat heroïne bijgebruiken.
Maar over de gebruikers van cocaïne is minder bekend. Noch politie en justitie, noch de hulpverlening hebben veel contact met cocaïnegebruikers. Een belangrijke reden hiervoor is dat de gebruikers over het algemeen niet zijn gemarginaliseerd. Zij hoeven niet te stelen om de stof te kunnen kopen en weten blijkbaar goed om te gaan met hun gebruik zodat zij niet bij de hulpverlening aankloppen.
Cocaïne heeft sinds de jaren zeventig de naam een upper class- of society-drug te zijn. In bepaalde milieus zoals de beurs, media, de modewereld, de journalistiek, (pop)muziekwereld en politiek, zou relatief 'veel' cocaïne worden gebruikt. Er bestaan echter geen gegevens over deze gebruikersgroepen.
Veel van de kennis over cocaïnegebruik is gebaseerd op studies van bepaalde populaties. Zo zijn er onderzoeken gedaan onder cocaïnegebruikers die zich hebben gemeld bij de hulpverlening, onder gebruikers die in contact waren met justitie en onder gebruikers in bepaalde binnenstadswijken, zoals van grote Amerikaanse steden.[133] De beperking van deze studies is dat het bij de onderzoekspopulatie om speciale groepen gaat, waardoor het beeld dat uit deze studies naar komt, niet per definitie iets zegt over de gehele groep gebruikers. Uit epidemiologische studies weet men namelijk dat slechts een klein deel van de cocaïnegebruikers in contact is met de hulpverlening of justitie.
Door gebruik te maken van de sneeuwbalmethode zijn verschillende studies naar cocaïnegebruikers uitgevoerd die een veel genuanceerder beeld geven van de gebruikers van cocaïne. Een goed overzicht hiervan is te zien in het speciale nummer van Addiction Research uit 1994.[134] Uit verschillende studies in deze bundel komt bijvoorbeeld naar voren dat de meeste gebruikers hun gebruik (zelf) weten te reguleren.
In Frankrijk zijn er nagenoeg geen degelijke studies uitgevoerd naar cocaïnegebruik. Eén van de zeldzame studies is van het Institut de Recherche en Epidémiologie de la Pharmacodépendance (IREP), dat met behulp van de sneeuwbalmethode een studie heeft uitgevoerd naar de gebruikers van cocaïne in Parijs.[135]
Het IREP merkt op dat de onderzochte groep gebruikers sterk afweek van beschrijvingen van cocaïnegebruikers die zijn gebaseerd op gegevens van ziekenhuizen en gevangenissen. De cocaïnegebruikers die door het IREP zijn beschreven, leven over het algemeen onder relatief comfortabele omstandigheden. Zij hebben weinig last van gezondheidsproblemen, waarbij er met name weinig gebruikers infecties zoals HIV of hepatitis hebben opgelopen. De overgrote meerderheid (80%) heeft nooit in de gevangenis gezeten. De beschreven groep cocaïnegebruikers onderscheidt zich op verschillende aspecten van andere `druggebruikers' (`consommateurs de drogues'). De onderzochte cocaïnegebruikers komen namelijk over het algemeen uit de hogere sociaal-economische lagen van de samenleving, zijn beter opgeleid, bekleden overeenkomstig hogere functies en hebben in veel gevallen een eigen woning.
Op grond van deze bevindingen stelt het IREP dan ook dat de meeste cocaïnegebruikers geen beroep doen op de hulpverlening, noch dat zij bekend zijn bij de politie. Het is hierdoor moeilijk iets te zeggen over tendensen in het gebruik, daar gegevens van de zorg en de politie veelal de gebruikelijke bronnen vormen.[136]
Hier komt nog bij, zo merken de onderzoekers van het IREP op, dat ook onder (heroïne)verslaafden het gebruik van cocaïne wordt ondergewaardeerd. De reden hiervoor is methodologisch van aard: als er niet naar cocaïnegebruik wordt gevraagd, is er ook niets over bekend. De nadruk ligt meestal op het gebruik van heroïne, waardoor dat van cocaïne enigszins `verborgen' (ondergesneeuwd) kan blijven. Uit verschillende studies die het IREP heeft uitgevoerd, blijkt namelijk dat een aanzienlijk deel van de (heroïne)gebruikers ook cocaïne gebruikt.[137] Het IREP gaat er hierbij van uit dat het cocaïnegebruik onder verslaafden vanaf 1980 een sterke stijging is gaan doormaken, een stijging die zich vervolgens gedurende het gehele decennium heeft doorgezet. Het IREP constateert deze ontwikkeling op basis van verschillende elementen.
Ten eerste blijkt uit data van geïnterviewde (heroïne)verslaafden, waarbij werd gevraagd naar het jaar van het eerste cocaïnegebruik, dat dit eerste gebruik meestal na 1980 plaatshad. Dit was het geval bij 70% van de verslaafden. Ten tweede manifesteerde cocaïne zich in netwerken die voorheen waren gereserveerd voor heroïne en, in mindere mate, cannabis. De `vermenging' van heroïne- en cocaïnenetwerken, zo merkt het IREP op, hangt samen met het derde element, namelijk een belangrijke verspreiding van cocaïnegebruik onder achtergestelde groepen. Het is vooral bij deze achtergestelde (gemarginaliseerde) groepen waar een groot aantal crackgebruikers is te vinden.[138]
4.3 De gebruikers van crack
De opkomst van crack
In het vorige hoofdstuk over het aanbod van crack-cocaïne was te lezen dat crack aan het eind van de jaren tachtig op de markt kwam in Frankrijk, en dan met name in de Parijse regio.
Onduidelijkheid over de aard van de stof 'crack' heeft in eerste instantie bijgedragen aan de verspreiding van het gebruik. In de beginperiode, eind jaren 80, werd in Frankrijk namelijk niet gesproken over crack, maar louter over caillou.[139] Het verhaal ging dat deze cailloux iets anders zouden zijn dan de Amerikaanse crack-rocks. Dit gerucht werd verder verspreid door verschillende artikelen die de pers aan het verschijnsel wijdde.[140] Het schijnt dat een verkeerde vertaling of een verkeerde interpretatie van een document van de Amerikaanse D.E.A. aan de oorsprong lag van dit `misverstand'.[141]
Het feit dat men dacht met iets anders dan crack van doen te hebben, heeft in de beginperiode bijgedragen aan een verdere verspreiding van de stof. Gebruikers wilden namelijk niet worden geassocieerd met de `Amerikaanse crack', dat een zeer slecht imago had.[142] Het gebruik van de caillou werd gezien als iets anders, dat minder schadelijk was. Later is men zich er van bewust geworden dat het bij caillou en crack wel degelijk om dezelfde stof ging. Het is pas sinds 1992 dat onder caillou crack wordt verstaan.
Het gebruik van crack heeft zich vanaf het einde van de jaren 80 langzamerhand verspreid, niet alleen in geografische zin (naar andere departementen), maar ook onder verschillende (etnische) groepen.
De geografische verspreiding van crackgebruik is af te lezen uit de politiearrestaties.[143] In 1993 waren 226 crackgebruikers in 14 verschillende departementen bekend bij de politie. In het jaar daarvoor ging het nog om 140 gebruikers in 8 departementen, terwijl het fenomeen in 1991 -voor zover bekend bij politie- nog was beperkt tot 54 gearresteerde gebruikers in 4 departementen.[144]
Het aantal arrestaties van crackgebruikers kan natuurlijk niet gelden als 'bewijs' voor een verdere verspreiding van het gebruik. Er zijn echter ook andere bronnen die wijzen op een verdere verspreiding van crackgebruik. De jaarlijkse enquête de novembre van de SESI bijvoorbeeld maakt melding van een stijgend aantal hulpvragen in verband met cocaïne sinds 1988, waarbij de grootste stijging was waar te nemen tussen 1991 en 1992. Uit de enquête van de SESI uit 1992 blijkt dat het hulpvragen in verband met cocaïne in deze periode steeg met 58%. Volgens de SESI kan deze stijging niet los worden gezien van de komst van crack; pas een jaar later, bij de enquête van 1993 werd voor het eerst een onderscheid gemaakt tussen cocaïne en crack.[145]
De onderzoekers François-Rodolphe Ingold en Mohamed Toussirt van het IREP behoren tot de weinige personen die goed bekend zijn met de opkomst en verspreiding van het verschijnsel crackgebruik in Parijs. Ingold en Toussirt onderscheiden hierbij verschillende fasen.[146]
De eerste fase van crackgebruik in Parijs was 1986 tot 1989. De gebruikers waren bijna alle Antillianen die zich ondermeer ophielden bij de Hallen in Parijs. De gebruikte techniek was die van freebasen, dat wil zeggen cocaïne-chloorhydraat dat was getransformeerd tot cocaïne-base door toevoeging van ammoniak.
In de tweede fase van crackgebruik verspreidde het gebruik zich onder prostituées bij Pigalle, dat ligt op de grens van het 9e en het 18e arrondissement van Parijs. De derde fase van het crackgebruik in Parijs begon rond 1989/1990. In kraakpanden in het 18e en 19e arrondissement werd crack gebruikt en verkocht, waarbij sommige kraakpanden zich hierin specialiseerden. Verschillende van deze kraakpanden lagen in de omgeving van het metrostation Stalingrad. Sluiting van deze kraakpanden door de politie luidde de vierde fase in.
In deze vierde fase, rond 1991, verplaatsten de handel en het gebruik van crack zich van de kraakpanden naar de straat. Het metrostation Stalingrad werd het centrum van handel en gebruik, die zich met name afspeelden in het 19e arrondissement, aan de oostkant van het metrostation Stalingrad. In de navolgende jaren 1992 en 1993 zijn de handel en het gebruik hier verder gegroeid, waarbij de meeste activiteiten vooral 's nachts plaatshadden. De scene van Stalingrad bestond inmiddels uit enkele honderden personen die hier dagelijks rondhingen of langskwamen. Daarnaast, zo merken Ingold en Toussirt op, ontwikkelden zich in Parijs ook verschillende secundaire scenes, namelijk rond Place de la Nation, Strasbourg-Saint-Denis en Pigalle.
In deze periode vond er tevens een expansie plaats van de traditionele gebruikersgroep, de Antillianen, naar andere gebruikersgroepen. Deze nieuwe crackgebruikers waren voor een groot deel heroïnegebruikers.
De vijfde en laatste fase van het crackgebruik in Parijs was net als de vorige het gevolg van politie-acties. De politie startte schoonveegacties rond Stalingrad, wat als gevolg had dat de handel zich in verschillende richtingen verspreidde. Tegenwoordig is Stalingrad nog steeds een centrum voor de crackhandel, maar deze vindt veel minder open plaats dan voorheen. Uit vrees voor de politie houden gebruikers en handelaren zich meer verscholen en zijn zij uitgezwermd over de naburige wijken van het 18e en het 19e arrondissement.
De gebruikers van crack
Er bestaan geen precieze schattingen met betrekking tot het aantal crackgebruikers in Parijs. Men hoort wel eens dat deze groep uit ongeveer 1.000 personen bestaat. Het IREP schat dat het werkelijke aantal ruimschoots de 1.000 overschrijdt en waarschijnlijk wel enkele duizenden bedraagt.[147] Het laagdrempelige opvangcentrum La Boutique, gelegen in het 19e arrondissement, ontving in de eerste zes maanden 450 verslaafden, waarvan de helft (53%) crackgebruiker was.[148] Wellicht ten overvloede wordt hier nogmaals opgemerkt dat de hier gepresenteerde gegevens zijn gebaseerd op weinig bronnen en sterk leunen op één bron, namelijk die van Ingold & Toussirt. Aangezien de gebruikers die door hen worden beschreven, een selekte (gemarginaliseerde) en zichtbare groep betreft, moet er voor worden gewaakt dat uit hun bevindingen algemene geldende conclusies worden getrokken.
Zoals gezegd, waren de gebruikers van crack in het begin vooral Antillianen, waar later Afrikaanse gebruikers zijn bijgekomen. Antillianen en Afrikanen vormen nog steeds de hoofdmoot van de totale gebruikersgroep, maar hun aandeel is geleidelijk aan het afnemen.[149] Dit laatste betekent dat crackgebruik zich ook onder andere groepen aan het verspreiden is, zoals -autochtone- Fransen en Maghrebijnen. Ingold & Toussirt merken verder over de gebruikers op dat mannen duidelijk in de meerderheid zijn. De vrouwelijke gebruikers prostitueren zich in veel gevallen.
Ingold en Toussirt merken over de gebruikers van crack op dat de periode van een maand voldoende is om gebruikers die met crack hebben geëxperimenteerd, te zien afglijden naar volledige afhankelijkheid met alle consequenties van dien, te weten vermagering, bleekheid, uitputting en een verwarde, mentale staat.
Naast deze zeer zichtbare en sterk gemarginaliseerde groep crackgebruikers die veelal zijn te vinden op de (bekende) plaatsen waar crack wordt gebruikt en verhandeld , zijn er daarnaast ook nog de 'passanten'. Deze groep, discreter en minder zichtbaar aanwezig in het straatbeeld, bestaat uit gebruikers die één of enkele malen per nacht langskomen.[150]
De Antillaanse en Afrikaanse gebruikers van crack zijn in de meeste gevallen geen voormalige heroïnegebruikers. Een verklaring die hier wel voor wordt gegeven is dat zij uit trots voor hun lichaam, niet graag een spuit gebruiken. Zoals al enkele malen naar voren is gekomen, wordt heroïne in Frankrijk bijna altijd intraveneus gebruikt. Antillianen en Afrikanen zouden zich daarom eerder aangetrokken voelen tot rookbare drugs.[151]
Ingold & Toussirt wijzen er op dat er ook nog een kleine groep crackgebruikers is die niet eerder illegale drugs gebruikte(met uitzondering van cannabis). Deze gebruikers kunnen zeer jong zijn, 18 jaar of jonger. Andere van deze `nieuwe gebruikers' daarentegen zijn juist ouder, in enkele gevallen ouder dan veertig. Dit toont aan dat de gebruikers van crack niet allemaal een `drugsverleden' hebben.[152]
Andere gebruikergroepen van crack daarentegen, hebben wèl vaak een heroïne-achtergrond. Sinds het begin van de jaren negentig verspreidt het gebruik van crack zich met name onder voormalige heroïnegebruikers, die geheel of gedeeltelijk `overstappen' op crack. In sommige gevallen wordt de rol van heroïne als `hoofddrug' overgenomen door crack, waarbij heroïne voortaan vooral wordt `bijgebruikt'. Heroïne wordt in het laatste geval gebruikt als downer voor crack.
Het OCRTIS maakt in zijn jaarrapport van 1994 de opmerking dat het gebruik van crack beperkt is vergeleken met dat van cannabis, cocaïne en heroïne, maar dat het verschijnsel sinds 1990 wel een groei is blijven vertonen. In dit jaarrapport leest men verder dat dit crackgebruik voorheen beperkt was tot een gemarginaliseerd milieu, maar dat het zich nu verspreidt onder de groep heroïnegebruikers, waarbij crack ofwel wordt bijgebruikt, ofwel de heroïne geheel vervangt, wat name het geval is in de cités (wooncomplexen[153]) van de Parijse regio.[154]
Bij de voormalige heroïnegebruikers die de overstap maken naar crack gaat het vooral om (autochtone) Fransen en Maghrebijnen. Men kan zelfs zeggen dat van de huidige, niet-zwarte crackgebruikers, de meerderheid voorheen heroïne gebruikte.[155] Omdat de gebruikswijze van deze laatste stof vrijwel altijd intraveneus is, en dit blijkbaar zulk een hardnekkige, ingesleten gewoonte is, gebruiken de voormalige heroïnegebruikers ook de crack intraveneus. De meest gebruikte methode hiervoor is de crack op te lossen in citroensap en dit vervolgens in te spuiten. Uit een kleine steekproef onder 55 prostituées die crack gebruikten of hadden gebruikt, diende bijna een derde (29%) de stof intraveneus toe. Over de achtergrond van de prostituées wordt opgemerkt dat de meesten de Franse nationaliteit hebben, maar dat een zeer groot aantal van hen afkomstig is uit de Franse overzeese gebiedsdelen (`DOM-TOM').[156]
Ondanks de overeenkomsten en het soms min of meer samenvallen van de crack- en heroïnescene, kent de crackscene zoals die is beschreven door Ingold & Toussirt ook enkele specificiteiten. Het is goed hier nog even bij stil te staan.
De crackscene speelt zich grotendeels 's nachts af. Crack in Parijs kan zonder meer worden bestempeld als een `nachtelijke drug'. Volgens Ingold & Toussirt zouden de stimulerende en angstopwekkende effecten van (veel) crackgebruik onverenigbaar zijn met het gebruik van crack overdag. Met andere woorden, crackgebruik zou te speedy zijn voor de dag. Gebruikers roken de gehele nacht of een gedeelte ervan crack, en gaan, zodra het morgen wordt, op zoek naar heroïne of medicijnen om te kunnen slapen of werken (dit laatste geldt met name voor prostituées).[157]
Een tweede aspect van deze crackscene is dat crackgebruik in sterke mate samenhangt met marginalisering. Bij de problematische crackgebruikers in Parijs gaat het in veel gevallen om marginalen en sociaal-uitgestotenen. De arts Bertrand Lebeau van Médecins du Monde heeft er bijvoorbeeld op gewezen dat hoe meer gebruikers gedesocialiseerd zijn, hoe meer men zwaar druggebruik ziet, en hoe meer zij ontvankelijk zijn om crack te gebruiken.[158] Mohamed Toussirt, werkzaam voor zowel het IREP als voor la Boutique, wijst er op dat het crackgebruik in Parijs in sterke mate is gelieerd aan marginalisering ('exclusion'). Het zijn vooral factoren als de sociale misère en armoede die de opkomst van crack kunnen verklaren. Veel van de nieuwe crackgebruikers waren namelijk al gemarginaliseerd voordat zij crack gingen gebruiken. Dit blijkt ondermeer uit het feit dat er zelfs oudere clochards zijn die crack zijn gaan gebruiken.[159]
Ook in bepaalde achterstandswijken, waar een accumulatie van verschillende problemen plaatsheeft, vindt ook steeds meer crackgebruik plaats. Eerder werd al het OCRTIS-jaarrapport van 1994 aangehaald, waarin melding werd gemaakt van een stijgend crackgebruik in de cités van de Parijse regio. Een geluid dat men vaak hoort in Frankrijk is dat zodra een drug als crack in dergelijke (achterstands)buurten arriveert, de gevolgen desastreus kunnen zijn.
Gelet op de samenhang met marginalisering, is het enigszins paradoxaal dat er zulke hoge kosten zijn verbonden aan dit gebruik. Zoals al werd gesteld in het vorige hoofdstuk, is crack op zich niet zo duur, vergeleken met cocaïne of heroïne, maar uiteindelijk, in de praktijk, is crackgebruik wèl veel duurder, omdat de frequentie van het gebruik (veel) hoger ligt dan bij cocaïne en heroïne. Ingold & Toussirt stellen daarom dat een crackgebruiker wel 3.000 tot 5.000 frank in een nacht kan uitgeven, het equivalent van verschillende grammen cocaïne.[160] Het gevolg hiervan is dat de prostitutie overblijft als één van de weinige inkomstenbronnen die een dergelijke consumptie kunnen financieren.
4.4 Van heroïne naar crack
Zoals al eerder is opgemerkt ziet men in Frankrijk -nogmaals, hoofdzakelijk in Parijs- de ontwikkeling dat sommige heroïneverslaafden min of meer 'overstappen' op crack. Men ziet dit zelfs bij gebruikers die al lange tijd heroïne gebruiken.
Dit fenomeen heeft tijdens het veldwerk en de vele gesprekken met gebruikers van heroïne en/of crack bijzondere aandacht gekregen. De eerste reden hiervoor is dat het verschijnsel niet op een dergelijke schaal in Nederland voorkomt.[161] De tweede reden voor de speciale aandacht voor deze ontwikkeling is dat het zo 'onlogisch' is. Elke gebruiker weet dat aan het gebruik van crack veel hogere kosten zijn verbonden dan aan het gebruik van heroïne. Een dosis crack is weliswaar goedkoper dan een dosis heroïne (100 tegen 200 frank), maar bij crack hebben veel gebruikers sneller behoefte aan een nieuwe dosis. Per saldo is men daarom met crack veel duurder uit. Als het gebruik van crack uiteindelijk zo veel duurder is dan van heroïne, waarom doet men het dan?
Over deze overstap van heroïne naar cocaïne is weinig bekend. Er zou gericht onderzoek naar het verschijnsel moeten worden gedaan om te kunnen vaststellen wat de mogelijke oorzaken zijn van deze overstap. Eerst zou natuurlijk duidelijk moeten worden of er werkelijk sprake is van een overstap, of dat het slechts een modegril betreft. In deze paragraaf wordt enkele mogelijke verklaringen gegeven.
Een groep gebruikers bij wie deze overstap van heroïne naar crack relatief veel voorkomt, betreft de verslaafde (straat)prostituées. Uit gesprekken met tippelaarsters en personen en instellingen die zich met hun problematiek bezighouden,[162] kwam naar voren dat het gebruik van crack ten dele zou samenhangen met de aard van de werkzaamheden. Straatprostitutie is fysiek en psychisch uitputtend, omdat de prostituées onder hoge druk werken en daarbij voortdurend onder bedreiging staan van politie en (gewelddadige) klanten. Het werk zou haast niet vol zijn te houden zònder crack, zo luidde de verklaring. Ook de 'afwerking' zou onder invloed van crack minder vervelend zijn. Crack zou, kortom, goed passen bij het zware werk van de straatprostitutie.
Dealers zijn hier op ingesprongen door zich op te houden in de buurt van de tippelzones. Zodra een verslaafde prostituée een klant heeft afgewerkt, staan de dealers bij wijze van spreken klaar om haar een nieuwe dosis crack te verkopen. De gemiddelde prijs die een klant aan een prostituée betaalt is 100 frank, evenveel als een dosis crack bestaande uit één caillou. De dealers bieden hierbij liever crack aan dan heroïne, omdat de eerste zich beter leent voor klantenbinding. Een dealer die iemand crack heeft verkocht, weet dat de kans groot is dat deze persoon weldra zal terugkeren voor een nieuwe dosis.
Uit een bezoek aan een tippelzone en verschillende gesprekken met prostituées werd duidelijk dat tippelen voor sterk gemarginaliseerde, aan crack-verslaafde prostituées een soort `lopende-band-werk' is geworden. Klanten en doses crack wisselen elkaar voortdurend af, een patroon dat soms 24, 48 uur of zelfs langer kan voortduren. Ingold & Toussirt schrijven dat het niet zeldzaam is gebruikers tegen te komen die zelfs in een periode van drie of vier dagen geen enkele slaap hebben gehad. De enige manier waarop dit kan worden volgehouden is door crack te blijven gebruiken.[163] Dit werk is dermate uitputtend dat het niet vele dagen achtereen kan worden volgehouden. Deze tippelaarsters nemen na een dergelijke 'crack-trippel-marathon' dan ook enkele dagen 'rust' met heroïne. Ingold en Toussirt spreken in dit verband over een medicamenteus gebruik van heroïne onder crackgebruikers. Na te zijn 'uitgerust' met heroïne, wordt het patroon van tippelen en crackgebruik weer opgepakt.
De hypothese als zou dit crackgebruik kunnen worden verklaard uit de aard van deze prostitutiewerk, is toch niet geheel overtuigend. Bekijkt men bijvoorbeeld de situatie van de verslaafde tippelaarsters in Amsterdam, dan ziet men daar niet het verschijnsel dat crack de heroïne als hoofddrug vervangt. Het verband is blijkbaar toch niet zo rechtlijnig als de situatie in Parijs op het eerste gezicht doet vermoeden.
Een andere reden voor crackgebruik die door verschillende tippelaarsters in Parijs werd genoemd, is dat zij het van de heroïne niet meer warm krijgen: l'héroïne ne rechauffe plus. Dit is een belangrijk aspect, omdat deze prostituées vaak lange tijd buiten, in de koude, moeten doorbrengen. De eerder genoemde cijfers van zuiverheid van de heroïne, waaruit naar voren komt dat deze zeer laag kan zijn, geeft deze verhalen enige validiteit. Het is daarom mogelijk dat het stijgend crackgebruik onder (voormalig) heroïneverslaafden kan worden verklaard uit de lage kwaliteit van de heroïne op de markt.
Deze laatste hypothese wordt iets waarschijnlijker als men hier een andere ontwikkeling bij betrekt, namelijk het bijgebruik van crack door methadonklanten. Dit is een probleem waar sommige zorginstellingen met methadonprogramma's in groeiende mate mee te kampen hebben.[164] Crackdealers zijn tegenwoordig te vinden in de buurt van zorgcentra met een methadonprogramma, omdat de klanten die deze centra bezoeken, een interessante -potentiële- afzetmarkt voor hen zouden vormen.
De verklaring die in Parijs voor dit bijgebruik van crack onder opiaatverslaafden wordt gegeven, is dat het bijgebruik van heroïne geen effect meer heeft, juist dóórdat men methadon gebruikt. Met ander woorden, door de hoge opiaatspiegel die het gevolg is van het methadongebruik, zou heroïne geen merkbaar effect meer hebben; de receptoren zijn dan (al) geblokkeerd. Wil men toch enige flash voelen, dan moet men terecht bij andere stof, zoals bijvoorbeeld crack.
Maakt men wederom een vergelijking met de situatie in Nederland, dan is ook deze hypothese niet overtuigend. In Nederland ziet men namelijk wèl methadonklanten die heroïne (bij)gebruiken; bij hen heeft de heroïne klaarblijkelijk wèl het gewenste flash-effect. Nederlandse opiaatverslaafden die blijven (bij)gebruiken, gebruiken weliswaar naast heroïne ook wel alcohol, benzodiazepines en cocaïne, maar heroïne blijft nagenoeg altijd de belangrijkste stof. Deze tweede vergelijking met de situatie in Nederland, versterkt enigszins het vermoeden dat het toenemend crackgebruik in Frankrijk samen zou hangen met de lage kwaliteit van de heroïne.
Methadonklanten vormen in Frankrijk een minderheid onder de opiaatafhankelijken. Het zojuist geschetste verhaal over methadonklanten die crack bijgebruiken, slaat in feite dus maar op een klein deel van de opiaatverslaafden.
Een andere reden die door gebruikers werd genoemd om eerder crack dan heroïne te gebruiken, is dat dosis crack goedkoper is dan een dosis heroïne. Een dosis heroïne (van ongeveer eenvijfde gram) kost 200 frank, een dosis crack (een caillou) is de helft goedkoper. Heeft een gebruiker 200 of 400 frank op zak, dan wordt soms de voorkeur gegeven aan de dosis crack omdat men dan zeker is een flash te zullen voelen. Bij een dosis heroïne van 200 frank is men, gelet op de gemiddeld lage kwaliteit, lang niet zeker van het gewenste effect, terwijl crack deze zekerheid wel biedt - ook al is de flash van korte duur. Gebruikers nemen, kortom, liever het zekere voor het onzekere: beter iets dan niets, ook al zijn aan deze keuze op den duur veel hogere kosten verbonden.
4.5 Conclusie
In dit hoofdstuk is een overzicht gegevens die in Frankrijk beschikbaar zijn over de gebruikers van cocaïne en crack. Zoals in de inleiding van dit hoofdstuk al werd opgemerkt, zijn er over dit onderwerp weinig bronnen. De informatie in dit hoofdstuk is dan ook met een zeker voorbehoud. Men zou zich zelfs af kunnen vragen of op grond van deze enkele bronnen en persoonlijke observaties en gesprekken, wel een hoofdstuk als dit kan worden geschreven.
In het gebruik van schaarse bronnen schuilt een gevaar. De beschikbare gegevens over het gebruik van crack hebben namelijk slechts betrekking op de gemarginaliseerde scene in Parijs en laten minder zichtbaar en niet-deviant gebruik buiten beschouwing. Er kan hierdoor een eenzijdig en verkeerd beeld ontstaan, waarbij mogelijk verkeerde conclusies worden verbonden aan het gebruik van crack. In het vorige hoofdstuk werd al gesteld dat veel van de zichtbare verschijnselen rondom (bepaald) crackgebruik nogal eens worden toegeschreven aan de farmacologische eigenschappen van de stof, met het risico dat voorbij wordt gegaan aan de (achtergronden van) de gebruikers zelf.[165]
In dit hoofdstuk wordt daarom slechts gepresenteerd wat er in Frankrijk bekend is over het gebruik van cocaïne en crack, hetgeen is aangevuld met zelf verkregen informatie. De Franse bronnen worden hier neergezet zonder dat wordt nagegaan in hoeverre zij een representatief beeld geven van de gebruikers.
Van het gebruik van cocaïne is in Frankrijk weinig bekend. Bevolkingsstudies ontbreken geheel, en men moet zich in feite behelpen met één studie die is uitgevoerd volgens de sneeuwbalmethode. Uit deze studie komt naar voren dat de gebruikers over het algemeen onder relatief comfortabele omstandigheden leven en weinig gezondheidsproblemen kennen.
Het gebruik van crack is sinds eind jaren tachtig in Frankrijk in opkomst. Begonnen in Parijs, heeft het gebruik zich langzamerhand verspreid, maar is het wel een voornamelijk hoofdstedelijk verschijnsel gebleven. Een `misverstand' over de aard van de stof -men dacht niet met crack van doen te hebben- heeft aanvankelijk geleid tot een verdere verspreiding van het gebruik. Was dit gebruik in de eerste fase hoofdzakelijk beperkt tot (Franse) Antillianen, in de loop der tijd zijn er Afrikaanse gebruikers bijgekomen. Lange tijd bleef het gebruik van crack, althans de zichtbare vorm hiervan, een hoofdzakelijk `zwarte' aangelegenheid.
Alhoewel Antillianen en Afrikanen nog steeds de meerderheid van de gebruikers vormen, heeft het gebruik van crack zich de loop van de jaren negentig verspreid onder andere etnische groepen en andere soorten gebruikers, waaronder heroïnegebruikers. Deze laatste groep, gewend drugs intraveneus te gebruiken, is de crack zelfs gaan spuiten, terwijl deze drug juist was bedoeld om te worden gerookt. De nieuwe gebruikers bestaan in veel gevallen uit (voormalig) heroïnegebruikers die gedeeltelijk of geheel overstappen op crack. Dit betekent dat crack nu ook wordt gebruikt door autochtone Fransen en Maghrebijnen. De totale gebruikersgroep in Parijs wordt geschat op enkele duizenden.
Over de overstap van heroïne naar crack zijn verschillende verklaringen geopperd, maar deze dragen een voorlopig karakter. De populariteit van crack zou te maken kunnen hebben met de lage kwaliteit van de heroïne die er in Frankrijk wordt aangeboden. Dit kan echter niet met zekerheid worden vastgesteld; niet uitgesloten moet worden dat het -ook- om een modeverschijnsel gaat.
In ieder geval is duidelijk dat problematisch crackgebruik in sterke mate samenhangt met marginalisering. Dit is dan ook een belangrijk verschil tussen de gebruikers van `gewone' cocaïne en de gebruikers van crack. Op grond van de gegevens over de Parijse crackscene komt naar voren dat de Parijse crackscene zich afspeelt in de marge van de samenleving, dat het hier gaat om een soort underground-scene waarvan de meeste activiteiten tijdens de nachtelijke uren plaatsvinden. Degenen die in deze scene belanden, waren in veel gevallen al gemarginaliseerd, welke situatie wordt verergerd zodra zij crack beginnen te gebruiken. De eerder genoemde omschrijving van Ingold & Toussirt is wat dat betreft veelzeggend: in een periode van een maand kan men een gebruiker zien afglijden naar volledige afhankelijkheid waarbij verschijnselen als vermagering, bleekheid, uitputting en een verwarde, mentale staat optreden. Nogmaals zij benadrukt dat zulks nooit alleen kan worden toegeschreven aan de stof zelf, maar dat de achtergronden van de gebruiker hierbij moeten worden betrokken.