Boekhout van Solinge,
Tim (1996), Heroïne, cocaïne en crack in Frankrijk. Handel,
gebruik en beleid. Amsterdam, CEDRO Centrum voor Drugsonderzoek, Universiteit
van Amsterdam.
© Copyright 1996 Tim Boekhout
van Solinge. All rights reserved.
Heroïne, cocaïne en crack in Frankrijk
Handel, gebruik en beleid
Tim Boekhout van Solinge
Inhoud
Inleiding
Deel I: De markt van vraag en aanbod
1 De aanbodzijde van heroïne
- 1.1 Inleiding
- 1.2 De context: de heroïnehandel in Europa
- 1.3 De in Frankrijk onderschepte heroïne
- 1.4 De heroïne uit Nederland
- 1.5 Prijs, kwaliteit en verkrijgbaarheid
- 1.6 Conclusie
2 De vraagkant van heroïne: de gebruikers
- 2.1 Inleiding
- 2.2 Prevalentie
- 2.3 De gebruikers van heroïne
- 2.4 Morbiditeit en mortaliteit
- 2.5 Conclusie
3 De aanbodzijde van cocaïne en crack
- 3.1 Inleiding
- 3.2 Cocaïne-onderscheppingen in Europa
- 3.3 De in Frankrijk onderschepte cocaïne
- 3.4 Crack
- 3.5 De crackhandel in Parijs
- 3.6 Prijs, kwaliteit en verkrijgbaarheid
- 3.7 Conclusie
4 De vraagkant van cocaïne en crack: de gebruikers
- 4.1 Inleiding
- 4.2 De gebruikers van cocaïne
- 4.3 De gebruikers van crack
- 4.4 Van heroïne naar crack
- 4.5 Conclusie
Deel II: Het beleid
5 De wet van 1970: repressie en zorg
- 5.1 Inleiding
- 5.2 De wetgeving
- 5.3 Achtergrond van de drugswetgeving
- 5.4 De injonction thérapeutique
- 5.5 De toepassing van de wet
- 5.6 De incompabiliteit van zorg en repressie
- 5.7 Conclusie
6 Het Franse model van de verslavingszorg
- 6.1 Inleiding
- 6.2 De rol van de psychiaters
- 6.3 De verslavingszorg
- 6.4 Het budget van de verslavingszorg
- 6.5 Verslaving en sociaal-economische achtergronden
- 6.6 Conclusie
7 Het zorgbeleid van de jaren negentig
- 7.1 Inleiding
- 7.2 Een omslag naar een pragmatischer aanpak
- 7.3 De verstrekking van substitutiemiddelen
- 7.4 Een officieel ander drugsbeleid
- 7.5 Meer zorg met een groeiende rol voor de huisartsen
- 7.6 Conclusie
Conclusies en samenvatting
Bijlage: De schatting van het aantal verslaafden in Frankrijk
Geraadpleegde personen
Literatuur
Noten
Inleiding
In het voorjaar van 1995 verscheen het rapport van de commissie Henrion. Deze commissie, onder voorzitterschap van hoogleraar in de medicijnen Roger Henrion, had zich toen bijna een jaar lang gebogen over de drugsproblematiek in Frankrijk. De commissie was aangesteld door de toenmalige minister van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Stad, Simone Veil. Zij had Roger Henrion verzocht het drugsbeleid onder de loep te nemen, daarbij zowel de repressieve, sanitaire en volksgezondheidsaspecten in beschouwing nemend. Preciezer geformuleerd luidde haar vraag of het Franse drugsbeleid, dat poogt een evenwicht te vinden tussen volksgezondheid en preventie enerzijds, en de bestrijding van de handel en het gebruik in drugs anderzijds, 23 jaar na het in werking treden van de wet op de verdovende middelen (de wet van 1970), nog steeds het juiste antwoord was op de problematiek waarvoor men werd gesteld.Het rapport van de commissie-Henrion verscheen in maart 1995 onder de titel: Rapport de la commission de réflexion sur la drogue et la toxicomanie. Eén van de eerste opmerkingen die in het rapport worden gemaakt, is dat de debatten die in Frankrijk over de drugsproblematiek worden gevoerd, in de meeste gevallen ideologisch zijn gekleurd, waarbij voorbij wordt gegaan aan de feiten en de wetenschappelijke kennis. Ook de beleidsmakers, zo staat verder vermeld, zijn niet geheel vrij van deze 'onverschilligheid' ten aanzien van de realiteit.
Eén van de moeilijkheden waar de commissie-Henrion al snel op stuitte was het gebrek aan hulpmiddelen om het bestaande beleid te kunnen evalueren. Hiermee is dan ook meteen de beperkende factor van dit rapport aangegeven; er bestaan over dit onderwerp weinig betrouwbare gegevens, hetgeen impliceert dat elke uitspraak in principe een onzekerheidsmarge heeft.
Het gebrek aan betrouwbare gegevens over druggebruik hangt ondermeer samen met het feit dat druggebruik in Frankrijk wordt bestreden. Tragische voorbeelden hiervan zijn de verslaafden die door de politie werden opgewacht en opgepakt bij het verlaten van een drugshulpinstelling. Hoe meer iets verboden is en wordt bestreden, zo zou men waarschijnlijk kunnen stellen, hoe groter de onzekerheidsmarge. Een tweede factor is dat de Franse drugswetgeving, de wet van 1970, anonimiteit waarborgt indien men zich wendt tot de zorgverlening. Druggebruikers of verslaafden die zich melden worden dus niet geregistreerd, wat, hoe goed bedoeld ook, de beschikking over precieze cijfers over de verslaafdenpopulatie en de mogelijkheid deze te volgen, onmogelijk maakt.
In Frankrijk is de werkelijke discussie over het drugsbeleid ontstaan sinds de Aidsproblematiek zich op een vrij ernstige schaal heeft gemanifesteerd. Men werd geconfronteerd met de repercussies van het bestaande repressieve beleid, want Frankrijk bleek de meeste Aidsgevallen van de Europese Unie te hebben, waarvan een aanzienlijk deel samenhing met intraveneus druggebruik. Een deel van de verslaafden bleek besmet met het HIV-virus en de omvang hiervan was zodanig dat het een gevaar voor de volksgezondheid ging opleveren. De besmetting van niet-verslaafde vrouwen door verslaafde mannen -de meeste verslaafden zijn immers mannen- is door Henrion dan ook aangeduid als het binnenhalen van het Paard van Troye.
Sommigen zien in deze kwestie hun vermoeden bevestigd dat Frankrijk eigenlijk geen echt volksgezondheidsbeleid heeft.[1] In ieder geval kan worden gesteld dat het Franse drugsbeleid meer curatief dan preventief van aard is. Sinds de problematiek van Aids en HIV onder verslaafden onderkend is, werd Frankrijk eigenlijk gedwongen zijn repressieve beleid ook te voorzien van enkele preventieve maatregelen.
Dit rapport gaat over heroïne, cocaïne en crack in Frankrijk, de bekendste van de zogeheten harddrugs. Dit rapport kan gelezen worden als aanvulling op het rapport 'Cannabis in Frankrijk' dat verscheen in juli 1995.[2]
In dit rapport zal aanzienlijk meer aandacht worden besteed aan heroïne dan aan crack-cocaïne. Dit is om twee redenen. De belangrijkste reden is dat de verslavingsproblematiek vooral heroïne betreft. Weliswaar gebruiken de meeste heroïnegebruikers tegenwoordig ook andere stoffen zoals bijvoorbeeld alcohol, benzodiazepines en cocaïne, maar heroïne blijft in de meeste gevallen de belangrijkste stof.
Een andere reden voor het feit dat aan cocaïne en crack minder aandacht wordt geschonken, is praktisch van aard. Er is over deze gebruikersgroep nu eenmaal veel minder bekend dan over heroïnegebruikers. Zoals bekend, is het gebruik van cocaïne veelal recreatief en doen gebruikers zelden een beroep op de hulpverlening. Omdat de gebruikers van cocaïne over het algemeen lang niet zo gemarginaliseerd zijn als de gebruikers van heroïne, komen zij ook veel minder in aanraking met politie en justitie. Deze twee sectoren, de zorg en politie/justitie, zijn gewoonlijk belangrijke informatiebronnen met betrekking tot druggebruikers.[3]
Dit rapport zal wel aandacht besteden aan de drug crack. Het verschijnsel van problematische crackgebruikers is relatief nieuw in Europa. Het gebruik van dit derivaat van cocaïne is in Frankrijk sinds het einde van de jaren tachtig in opmars, in het bijzonder in Parijs. In tegenstelling tot de gebruikers van cocaïne, bevinden de -problematisch- gebruikers van crack zich wel vaak in een gemarginaliseerde positie. Althans, als men afgaat op de gebruikers die het meest in het oog lopen, want er zijn ook cocaïnegebruikers die bij wijze van variatie af en toe kiezen voor de rookbare crack-variant. Omdat het verschijnsel crackgebruik is zijn algemeenheid vrij recent is en het een relatief kleine groep gebruikers betreft, zijn er nog niet zo veel gegevens over.
Dit rapport bestaat uit twee delen. In het eerste deel wordt een overzicht gegeven van de 'markt'. In vier hoofdstukken worden van heroïne en cocaïne achtereenvolgens het aanbod en de vraag behandeld. Onder aanbod wordt dan verstaan de handel, terwijl de hoodstukken over de vraagkant zullen weergeven wat er bekend is over de gebruikers. In het tweede deel zal worden ingegaan op het beleid. De drie hoofdstukken in dit deel zullen achtereenvolgens behandelen: het officiële beleid (de wetgeving), het Franse 'model' van de verslavingszorg en het nieuwe beleid van de jaren negentig, een beleid dat ook is gericht op harm reduction.
Voor dit rapport is uit vele verschillende bronnen geput. Het rapport is wat sociologischer van aard dan het eerdere rapport over cannabis omdat een deel van de gegevens ontleend is aan eigen waarneming. Hiervoor zijn verschillende bezoeken afgelegd aan wijken en voorsteden van Parijs en Lille. Dit veldwerk was met name gericht op buurten waarvan bekend is dat zij met verslavingsproblematiek te kampen hebben. Ook zijn vele gesprekken gevoerd met druggebruikers en verslaafden, zowel bij zorginstellingen als 'op straat'. Daarnaast zijn uiteraard de gebruikelijke onderzoeksmethoden gevolgd, zoals literatuurstudie, interviews, etc.