Boekhout van Solinge, Tim (1996), Noten. In: Boekhout van Solinge, Tim (1996), Heroïne, cocaïne en crack in Frankrijk. Handel, gebruik en beleid. Amsterdam, CEDRO Centrum voor Drugsonderzoek, Universiteit van Amsterdam. pp. 145-156.
© Copyright 1996 Tim Boekhout van Solinge. All rights reserved.

[PDF] [French] [Previous] [Contents]

Heroïne, cocaïne en crack in Frankrijk

Noten

Tim Boekhout van Solinge

  1. Zie Alain Ehrenberg, 'Drugsbeleid van Frankrijk is meer een geloof' in De Volkskrant, 21 februari 1996 (Eerder verschenen op 15 februari 1996 in Libération).
  2. De eerdere titel van deze publikatie luidde: De situatie met betrekking tot cannabis in Frankrijk.
  3. Epidemiologische studies zouden hier natuurlijk wel belangrijke bronnen kunnen zijn, maar dit soort studies is in Frankrijk weinig uitgevoerd.
  4. Deze schatting heeft echter geen enkele wetenschappelijke basis.
  5. Het Observatoire Géopolitique des Drogues is een internationaal onderzoeksinstituut dat werkt met onderzoekers van verschillende nationaliteiten. De meeste publikaties zijn in het Frans, maar de maandelijkse nieuwsbrief bestaat in een Franse, Engelse en Spaanse versie.
  6. Nog niet alle -gedetailleerde- cijfers van 1995 zijn bekend. Om deze reden worden zij niet overal gebruikt.
  7. Observatoire Géopolitique des Drogues (1995), Géopolitique des drogues 1995, p. 6.
  8. Zoals zo vaak bij onafhankelijksbewegingen, vormt drugshandel ook voor de Koerdische PKK een bron van inkomsten. De Turkse autoriteiten schrijven nogal eens de gehele heroïnehandel aan de PKK toe. Naar schatting is 20% tot 30% van de heroïne die door Turkije gaat in handen van de PKK. Zie: Observatoire Géopolitique des Drogues (1995), op.cit. p. 44-45.
  9. 'Turquie: l'espace unique des maffyas' in: La Dépêche Internationale des Drogues, nr. 48, oktober 1995, pp. 1-4. Zie ook 'Schengen, espace des paradoxes' in: La Dépêche Internationale des Drogues, nr. 49, november 1995, p. 4.
  10. Ibidem pp. 42-44.
  11. Belangrijker factoren zijn de relatieve nabijheid tot Noord-Frankrijk en de bestaande contacten tussen Rotterdam en Lille, daar in beide steden veel Riffijnen woonachtig zijn.
  12. Organisation mondiale des douanes, Douanes et Drogues 1994
  13. Al geldt hier ook dat de handelaren zich het verlies van een grote hoeveelheid cocaïne kunnen veroorloven, gelet op de overproduktie.
  14. Deze lading is overigens kort na te zijn onderschept, in Tanzania weer 'kwijtgeraakt' (Bron: O.G.D.).
  15. De meeste cijfers die hier worden gepresenteerd hebben betrekking op 1994. Over dit jaar zijn gedetailleerdere cijfers beschikbaar, wat een analyse mogelijk maakt. Op enkele plaatsen worden de cijfers over 1995 genoemd.
  16. Zie de tabel in de volgende paragraaf.
  17. Nogmaals, zelfs de schatting van 10% heeft geen enkele wetenschappelijke basis.
  18. Direction générale des douanes et droit indirects, 'La Douane et la lutte contre la drogue et la toxicomanie'.
  19. Ibidem.
  20. Ibidem.
  21. Observatoire Géopolitique des Drogues (1995), op.cit. p. 129.
  22. Het Observatoire Géopolitique des Drogues wijst er er op dat bij smokkel vaak van reeds bestaande netwerken gebruik wordt gemaakt. Heroïne in West-Afrika gaat dan bijvoorbeeld via Marokko naar Europa, terwijl cocaïne uit Brazilië via Turkije deze markt bereikt.
  23. Paul Masson (1996), Rapport sur la convention d'application de l'accord de Schengen, p. 65.
  24. Direction générale des douanes et droit indirects, op.cit.
  25. OCRTIS jaarrapport 1995. Zie ook tabel 1.1.
  26. Volgens Michel Koutouzis van het Observatoire Géopolitique des Drogues (interview Parijs, februari 1996). Zie hierover ook het artikel 'Allemagne, nouveau paradis mafieux?' van Thomas Schnee in Le Monde Diplomatique, april 1994.
  27. Dit cijfer is overgenomen uit de drugsnota: Het Nederlands drugbeleid. Continuïteit en verandering, p. 8.
  28. Observatoire Géopolitique des Drogues (1995), op.cit. p. 72.
  29. Dat wil dus zeggen: de best beveiligde grens ten opzichte van andere buitengrenzen. De bezettingsgraad van de douane zou aan deze grens hoger zijn dan bij andere grenzen.
  30. Over de hogere kwaliteit van de heroïne bestaan geen harde bronnen. Franse heroïnegebruikers die Nederland als drugtoerist hebben bezocht, wijzen nogal eens op de betere kwaliteit in Nederland.
  31. Men kan zich dus afvragen waarom er -bijvoorbeeld- zo weinig Belgen zijn die in Nederland heroïne komen kopen. In het verlengde hiervan ligt de vraag waarom de prijs van heroïne in Frankrijk zo hoog ligt vergeleken met de prijzen in België, Duitsland en Nederland.
  32. In de volgende tabel staan de exacte hoeveelheden weergegeven (in kilo's):

    1989 1990 1991 1992 1993 1994
    Duitsland 727 847 1.595 1.438 1.095 1.590
    Italië 648 900 1.541 1.358 651 1.149
    Frankrijk 295 405 561 327 386 661
    Verenigd Koninkrijk 351 603 493 547 655 793
    Nederland 492 532 406 570 916 246
    Spanje 713 886 741 672 604 824
  33. Leclair zei dit op 14 februari 1996 op het seminar Drogues et Medias, georganiseerd door het Observatoire Géopolitique des Drogues, Fondation pour le Progès de l'Homme en de Association de la Presse Etrangère.
  34. OCRTIS (1995), Usage et trafic de stupéfiants. Statistiques 1994, p.52.
  35. Masson geeft in zijn rapport namelijk geen duidelijke bronnen aan. De cijfers die hij geeft zijn -zeer- suggestief en niet in overeenstemming met de cijfers van het OCRTIS van het Franse Ministerie van Binnenlandse Zaken. Zie: Paul Masson (1996), op.cit. en OCRTIS (1996), Usage et trafic de stupéfiants. Statistiques 1995.
  36. Marialuisa Cesoni & Michel Schiray, 'La France' in: Schiray (red.) (1992), Penser la drogue, pernser les drogues. II - Les marchés interdit de la drogue, p. 146.
  37. Ministère de l'Intérieur (1995), Dossier Stups nr. 8, april 1995.
  38. Gegevens zijn ontleend aan een pilotstudie van de Pompidougroep.
  39. Nelly Boullenger (1995), Approche etno-sociologique de l'usage d'héroïne et de médicaments en Seine-Saint-Denis, p. 56.
  40. Deze indruk kwam naar voren tijdens gesprekken met gebruikers (zie ook hoofdstuk 4).
  41. Gegevens zijn afkomstig van de Pompidou-groep.
  42. Ibidem.
  43. Zie ook Boullenger (1995), op.cit. p. 56. Over overdoses zie hoofdstuk 2.
  44. Verschillende gebruikers vertelden dat de verkoophoeveelheden vaak in de mond achter de kiezen zitten: links heroïne, rechts crack. De grotere handelsvooraad zit in de anus. Om hier bij te kunnen wordt een publiek (straat)toilet bezocht.
  45. Zie hiervoor Tim Boekhout van Solinge in: Peter Cohen & Arjan Sas (1996), op.cit.
  46. Er zijn ongetwijfeld ook andere cafés waar men heroïne kan kopen. De hier genoemde zijn mij bekend.
  47. Ik heb bijvoorbeeld dergelijke plekken bezocht in achterstandswijken van de departementen Seine-Saint-Denis en Val-de-Marne.
  48. Zie bijvoorbeeld Carole Six et.al (1995), Enquête semestrielle sur l'infection à VIH parmi les résidents des centres de soins spécialisés pour toxicomanes avec hébergement.
  49. Délégation Générale à la Lutte contre la Drogue et la Toxicomanie (DGLDT), Plan Gouvernemental de Lutte Contre la Drogue et la Toxicomanie du 21 septembre 1993, p. 5.
  50. René Padieu (1994), L'information statistique sur les drogues et les toxicomanes, p.27.
  51. Jean Michel Costes, 'Une estimation de prévalence' in: Carpentier & (1995), Drogues et toxicomanies. Indicateurs et tendances, pp. 44-45.
  52. Marialuisa Cesoni & Michel Schiray, 'La France' in: Schiray (red.) (1992), op.cit. pp. 137-138.
  53. "Consommation de produits licites détournés de leur usage normal ou de produits illicites, prolongée et régulière au cours des derniers mois".
  54. Carpentier & Costes (1995), op.cit. pp. 44-45. Dit is het eerste statistisch overzicht van drugs, druggebruikers en verslavingszorg en daarmee 'standaardwerk'.
  55. Om precies te zijn staat er: "Personen die als hoofdprodukt en op regelmatige en langdurige wijze gedurende de laatste maanden heroïne gebruiken en die zich (zullen) wenden tot de zorg." ("Des personnes consommant, en produit principal, de façon prolongée et régulière, de l'héroïne au cours des derniers mois qui ont ou auront recours au système sanitaire et social.") Uit: Carpentier & Costes (1995), op.cit. p. 45.
  56. Deze gemiddelde verslavingsduur wordt verondersteld op grond van gegevens van de SESI uit 1993 en een studie van F. Facy, Toxicomanes consultant dans les institutions spécialisées en 1991-1992.
  57. Costes in: Carpentier & Costes (1995), op.cit. p. 45.
  58. Ibidem.
  59. Zie hierover het volgende hoofdstuk.
  60. Zie SESI, op.cit. of Costes in: Carpentier & Costes (1995), op.cit.
  61. Service des Statistiques, des Etudes et des Systèmes d'Informations (SESI), La prise en charge des toxicomanes dans les structures sanitaires et sociales en novembre 1993, p. 19.
  62. Rapport Henrion (1995), p. 31.
  63. Rapport Henrion (1995), op.cit. 31. De bron die wordt gebruikt is: Schiray (red.) (1992), op.cit. Zie daar pp. 137-141.
  64. Interview Anne Coppel, Parijs, november 1995.
  65. "(...) un toxicomane sur deux ne fréquente pas le dispositif du soins (...)", DGLDT (1995), Rapport sur l'activité interministérielle en 1994, p. 6.
  66. Ministère des Affaires sociales, de la Santé et de la Ville (1994a), Premier bilan du plan de lutte contre la drogue, p. 2.
  67. Carpentier & Costes (1995), op.cit. pp. 49-77.
  68. De Franse term voor chinezen is 'chasser le dragon'.
  69. 'Médicaments psychotropes: une société sous ordonnance?' in: Patrick Mignon (1993), Les "toxicomanies" légales (Alcool, tabac, médicaments).
  70. Ter vergelijking: volgens de GG&GD ligt de straatprijs van rohypnol in Amsterdam tussen de Fl. 5,= en Fl. 7,50. Dit is aanzienlijk hoger in Parijs, vooral als men hierbij betrekt dat heroïneprijs in Amsterdam veel lager ligt dan in Parijs. De lage straatprijs in Parijs is een indicatie van de (ruime) beschikbaarheid.
  71. Skenan en moscontin zijn in Nederland niet te verkrijgen. Moscontin is te vergelijken met MS Contin.
  72. Zie hiervoor hoofdstuk 7.
  73. Het (medisch) Comité de suivi van (het departement) Parijs heeft in ieder geval 1.500 personen kunnen herleiden die morfinesulfaat krijgen voorgeschreven.
  74. In het jaarrapport van het OCRTIS is te lezen dat er in 1994 435 van dit soort diefstallen plaats hebben gehad. Dit aantal is sinds het 'topjaar' 1983, waarin er 1.361 werden geregistreerd, voortdurend blijven dalen.
  75. Zie ook Carpentier & Costes (1995), op.cit.p. 65.
  76. Rapport Henrion, op.cit. p. 16.
  77. De bronnen die in tabel 2.3 worden genoemd zijn SESI (zorg) en OCRTIS.
  78. Het gaat hier om de overdoses die bekend zijn bij het OCRTIS. Naar schatting ging het in 90% van de gevallen om een overdosis aan heroïne. Het werkelijke aantal overdoses is waarschijnlijk hoger (zie verder dit hoofdstuk onder Mortaliteit).
  79. Het zogenaamde droit de sol. Sinds enkele jaren is hier een einde aan gekomen door nieuwe wetgeving (wel genoemd 'les lois Pasqua') die voorschrijft dat op de 18e leeftijd de Franse nationaliteit moet worden aangevraagd.
  80. De zogenaamde DOM-TOM, de Departements d'outre-mer (D.O.M.), de overzeese departementen als (o.a.) Guadeloupe, Martinique en Frand Guyana en de Territoires d'Outre-mer (T.O.M.), de overzeese gebiedsdelen, zoals bijvoorbeeld Frans Polynesië.
  81. Association Charonne (1994), La Boutique. Rapport d'activité, 1ère année d'activité, juillet 1993 - juillet 1994, p. 16.
  82. Dit is één van de zaken die mij opvielen tijdens gesprekken met buurtwerkers in achtergestelde wijken van Parijs en Lille.
  83. Zie hiervoor hoofdstuk 6.
  84. Deze heersende opvatting over verslaving heeft er ook toe geleid dat men in Frankrijk pas in laat stadium overging tot spuitomruil en substitutieprogramma's en -enigszins- een preventiebeleid ging voeren. Dit soort maatregelen was in de ogen van de psychiaters namelijk een teken van zwakte (toegeven aan het feit dat mensen drugs gebruiken) en slechts symptoombestrijding van een verschijnsel dat veel diepere oorzaken kende. Gedwongen door de Aids-problematiek is men hier uiteindelijk wel overgegaan op een harm reduction-beleid. (Zie ook de hoofdstukken 6 en 7).
  85. De hoogste categorie wil hier zeggen: tussen de 65 en 78 heroïneverslaafden per 100.000 inwoners die in 1993 een beroep deden op de hulpverlening. Deze ratio zegt dus niets over het totale aantal verslaafden, maar kan hoogstens dienen als indicator.
  86. Interview Jean Carpentier, Parijs, november 1995.
  87. Ministère des Affaires sociales, de la Santé et de la Ville (1994a), op.cit. p. 2.
  88. Ministère des Affaires sociales, de la Santé et de la Ville (1994b), op.cit. p. 3.
  89. Bulletin Epidemiologique Hebdomadaire, Surveillance du Sida en France, nr. 8/1995, 21 februari 1995.
  90. Ibidem.
  91. SESI (1995), La prise en charge des toxicomanes dans les structures sanitaires et sociales en novembre 1993, pp. 9-10 en 24.
  92. Zie hoofdstuk 7.
  93. De bron die hiervoor wordt gebruikt is: F.Facy & E. Le Huede (1992), Etude épidémiologique des centres de post-cures 1989-1991.
  94. Conseil national du sida (1993), Toxicomanie et sida, p.4.
  95. Deze instellingen heten Centres Spécialisées de Soins pour Toxicomanes avec Hébergement (CSSTH). Voor de enqûete zie: Carole Six et.al. (1995), op.cit.
  96. F. Facy, Toxicomanes consultant dans les institutions spécialisées 1991-92.
  97. F.R. Ingold & M. Toussirt, Institut de recherche en épidémiologie de la pharmacodépendance (IREP), La transmission du VIH chez les toxicomanes dans trois villes de France: implications pour la prévention.
  98. Conseil National du sida, op.cit. p. 5.
  99. Ibidem.
  100. Op het congres "La drogue, ça se soigne. Le médecin généraliste face au toxicomane". Het congres had plaats op 18 november 1995 in de Sorbonne te Parijs.
  101. Conseil national du sida, op.cit. p. 5.
  102. Etienne Caniard sprak namens Mutualité Française de openingsrede uit op het congres La drogue, ça se soigne. Le médecin généraliste face au toxicomane. De ziektenkostenverzekeraar Mutualité Française houdt zich sinds 1994 intensief bezig met de drugsproblematiek.
  103. Ministère des Affaires sociales, de la Santé et de la Ville (1994b), La réduction des risques infectieux chez les toxicomanes (Dossier presse), Parijs.
  104. OCRTIS (1995), op.cit. p. 10.
  105. Ibidem.
  106. Op het congres van 18 november 1995 georganiseerd door Mutualité française.
  107. Carpentier & Costes, p. 68.
  108. Zie: D. Lecomte, F. Hatton, L. Michel & A. Le Toulec, 'Décès par usage de stupéfiant en Ile-de-France', gezamenlijke studie van l'Institut médico-légal & INSERM, in: Bulletin Epidemiologique Hebdomadaire, nr. 35, 1994.
  109. Voor een gedetailleerde analyse van deze schattingen wordt verwezen naar de bijlage.
  110. Het Observatoire Géopolitique des Drogues schat dat Bolivia, Colombia en Peru samen genoeg coca verbouwen voor 1.000 ton cocaïne, terwijl het de mondiale vraag op 650 ton schat. Zie: Observatoire Géopolitique des Drogues (1994), op.cit. p. 189.
  111. Het Observatoire Géopolitique des Drogues, dat over schattingen beschikt van de produktie, buigt zich sinds enige tijd over deze vraag en is hier onlangs een studie naar gestart: Où va la cocaïne en Europe?
  112. Europol/Europol Drugs Unit (1995), op.cit.
  113. Organisation mondiale des douanes (World Customs Organisation) (1995), Douanes et Drogues 1994.
  114. Dit is op te maken als de volumes van heroïnevangsten worden vergeleken tussen enerzijds Azië, Oost- en Zuidoost-Europa, en anderzijds West-Europa.
  115. Zo bleek uit gesprekken met verschillende gebruikers. Zie ook François-Rodolphe Ingold & Mohamed Toussirt (1994), La consommation du "crack" à Paris en 1993: données épidemiologiques et ethnografiques, p. 4.
  116. OCRTIS (1995), Usage et trafic de stupéfiants. Statistiques 1994, p. 63.
  117. Interview François-Rodolphe Ingold, Parijs, november 1995.
  118. Ibidem p. 62.
  119. In tegenstelling tot Nederland bestaan er in Frankrijk officieel geen allochtonen of minderheidsgroepen. Er zijn Fransen en er zijn niet-Fransen; tot voor kort sprak men vrijwel nooit over 'Antillianen'.
  120. Zie bijvoorbeeld L'Express, 6 mei 1993.
  121. De bewoners van de omgeving van Stalingrad hebben dan ook al enkele malen gedemonstreerd tegen de drugsoverlast in hun wijk.zie bijvoorbeeld: France Soir, 13 oktober 1994 en Libération, 22 maart 1994.
  122. Marialuisa Cesoni & Michel Schiray, 'La France' in: Schiray (red.) (1992), op.cit. pp. 146 en 155.
  123. IREP (1992), Approche etnographique de la consommation de cocaïne à Paris, p.18. Zie ook het overzicht van Ingold & Toussirt dat is opgenomen in Carpentier & Costes, op.cit. pp. 96-97.
  124. Dossier Stups nr. 8, april 1995, Ministerie van Binnenlandse Zaken. Er wordt geen melding gemaakt van de zuiverheid.
  125. 'Rest' wil hier zeggen: de gebieden die vallen buiten de andere twee categorieën 'van 600-800 frank' en 'meer dan 1.000 frank'.
  126. Ingold & Toussirt (1994), op.cit. p. 10.
  127. Interview Michel Koutouzis, Parijs, februari 1996.
  128. In: Carpentier & Costes, op.cit. p. 97.
  129. Informatie verkregen van de Pompidou-groep.
  130. Zie bijvoorbeeld: Actuel, 'Y a-t-il du crack en France', december 1989, Paris Match, 'Alert! Le crack arrive en France', 23 december 1993 en L'Express, 'Rue du crack', 6 mei 1993.
  131. Craig Reinarman et al., 'Pharmacology is not destiny: the contingent character of cocaine abuse and addiction' in: Addiction Research (1994), Vol. 2, nr. 1, p. 22.
  132. Carpentier & Costes (1995), op.cit. p. 60.
  133. Lana D. Harrison, 'Cocaine using careers in perspective', in: Addiction Research (1994), Vol. 2, No. 1, pp. 1-20.
  134. Addiction Research (1994), Vol. 2, No. 1.
  135. IREP (1992), Approche etnographique de la consommation de cocaïne à Paris.
  136. Ingold & Toussirt (1994), op.cit. p.7.
  137. Ibidem, p.8.
  138. Ibidem p. 8.
  139. Caillou is het Franse equivalent van rock in het Engels.
  140. Zie bijvoorbeeld een groot artikel van Eric Villet dat in december 1989 verscheen in het tijdschrift Actuel, getiteld 'Y a-t-il du crack en France?'.
  141. Ibidem p. 6.
  142. Over dit misverstand zie ook: Phillipe Bordes, 'La Géopolitique du crack' in: CRIPS (1995), op.cit.
  143. Al weet men bij cijfers van politie-arrestaties nooit helemaal zeker wat zij weergeven, een toename van het verschijnsel of een toenemende politieactiviteit, c.q. gerichtere opsporing.
  144. Ingold & Toussirt (1994), op.cit. p. 6. Zie ook: Laurence Folléa, 'Les menaces du crack', Le Monde, 13 april 1994.
  145. Delphine Antoine (1994), Les toxicomanes et le système sanitaire et sociale en 1992. (Dit is een korte uiteenzetting van de resultaten van de enquête de novembre 1992 van de SESI).
  146. Deze indeling in fasen is gebaseerd op interviews met François-Rodolphe Ingold (Parijs, november 1995) en Mohamed Toussirt (Parijs, november 1995). Zie ook Ingold & Toussirt (1994), op.cit.
  147. Interview Mohamed Toussirt (Parijs, november 1995). Zie ook Ingold & Toussirt (1994), op.cit. p.10 en Impact Médecin Hebdo, 'La France au bord du crack', 26 mei 1995.
  148. Ibidem p.9.
  149. Ibidem p. 9.
  150. Ibidem p. 10.
  151. Interview Mohamed Toussirt, Parijs, november 1995.
  152. Ingold & Roussirt (1994), op.cit. p. 10.
  153. Cité is de gebruikelijke term voor de sociale woningbouw in de vorm van een wooncomplex, woonkazerne of flat in de grote steden, of in de voorsteden daarvan.
  154. "L'usage du crack reste modeste si l'on le compare aux trois produits héroïne-cocaïne-cannabis, mais il demeure le phénomène en expansion. (...) Si le crack fut un produit cantonné à un milieu plutôt marginalisé, il tend à se propager auprès de la clietèle héroïnomane soit en complétant, soit en substitut total, notamment dans les cités de la région parisienne". OCRTIS (1995), op.cit. p. 62.
  155. Interview Mohamed Toussirt (Parijs, november 1995).
  156. IREP (1994), Les travailleurs sexuels et la consommation de crack, p.36. Zie ook: Le Monde, La consommation de crack augmente parmi les prostituées parisiennes, 28 januari 1995.
  157. Ingold & Toussirt (1994), op.cit. p. 10.
  158. Bertand Lebeau in: CRIPS (1995), op.cit. p. 50-51. Le crack. De l'Amérique à l'Europe. La Réduction des risques à l'épreuve, p.50-51.
  159. Interview Mohamed Toussirt (Parijs, november 1995).
  160. Ingold & Toussirt (1994), op.cit. p. 5.
  161. In Nederland wordt er wel veel cocaïne bijgebruikt en wordt steeds vaker voorgekookte cocaïne te koop aangeboden, maar een gehele 'overstap' van heroïne naar cocaïne ziet men niet veel. Een ander verschil is dat het crackgebruik in Nederland niet in dezelfde mate gepaard gaat met ontwrichting.
  162. Zoals de Bus des Femmes, te vergeleken met het Amsterdamse Mirjam-huis. Bus des Femmes heeft ondermeer een bus die dienst doet als mobiel opvanghuis van prostituées. De bus staat elke avond geparkeerd in de nabijheid van een (andere) tippelzone.
  163. Ingold & Toussirt (1994), op.cit. p. 9.
  164. Men leest hierover bijvoorbeeld in CRIPS (1995), op.cit.
  165. De omschrijving hiervoor is: "a pharmacocentric view of cocaine". Zie: Craig Reinarman et al., op.cit.
  166. Isabelle Stengers & Olivier Ralet (1991), Drogues, le défi hollandais, p. 40. Het bijzondere karakter van de wet blijkt bijvoorbeeld uit de inverzekeringstelling. Mag deze gewoonlijk niet de 24 uur overschrijden, bij een overtreding op de drugswetgeving kan deze oplopen tot 96 uur.
  167. Over het gebruik van opium zie hoofdstuk 15 'Parfum d'opium sur Paris' van: Christian Bachman & Anne Coppel (1989), La drogue dans le monde. Hier et aujourd'hui, pp. 234-253.
  168. Jacqueline Bernat de Célis (1992), Fallait-il créer un délit d'usage illicite des stupéfiants, p. 110.
  169. Dit werk van Bernat de Célis geeft een goed overzicht van de totstandkoming van de Franse drugswetgeving.
  170. H.L. Wesseling (1987), Vele ideeën over Frankrijk, pp. 174-178.
  171. R, Henrion (1995), op.cit. p. 24.
  172. Jacqueline Bernat de Célis (1992), op.cit. p.120.
  173. Alain Ehrenberg (1995), L'individu incertain, pp. 69-70.
  174. Ibidem pp. 102-106.
  175. R. Henrion (1995), op.cit. p. 24.
  176. Over de circulaires en hun juridische status zie hoofdstuk 3 van: Tim Boekhout van Solinge, 'Cannabis in Frankrijk' in: Peter Cohen & Arjan Sas (1996), op.cit.
  177. R. Henrion (1995), op.cit. p. 27.
  178. Ibidem pp. 28-29.
  179. Ibidem.
  180. R. Henrion (1995), op.cit. p.12.
  181. Ibidem p. 28.
  182. Françoise Facy (1991), Description de l'activité des services chargés notamment du suivi des mesures d'injonction thérapeutique 1989-1990.
  183. Françoise Facy (1991), op.cit. p. 14 en 15.
  184. Direction Générale de la Santé (DGS), Bilan Injonction thérapeutique 1994.
  185. OCRTIS (1995), op.cit. p. 3.
  186. Zie hierover hoofdstuk 4 van Tim Boekhout van Solinge, op.cit.
  187. Françoise Facy (1991), op.cit. p. 15.
  188. Odile Timbart (1995), Les infractions à la législation sur les stupéfiants.
  189. Bernard Leroy heeft er op gewezen dat als druggebruikers een gevangenisstraf krijgen opgelegd, dit vaak is omdat zij verstek hebben laten gaan. Volgens Leroy wordt de gevangenisstraf in veel gevallen niet ondergaan. Zie: Leroy (1995), L'incrimination de l'usage de stupéfiants dans les législations européennes en 1995.
  190. R. Henrion (1995), op.cit. p. 26.
  191. Zie hiervoor de hoofdstukken zes en zeven.
  192. De magistraat Jean-Paul Jean wijst hierop in de hoorzitting voor de commissie Henrion (8 juli 1994). Zijn bijdrage is later gepubliceerd in Interventions onder de titel 'Réflexion sur les problèmes de drogue et de toxicomanie'.
  193. Ik mocht zelf eind 1995 ook getuige zijn van de aanwezigheid van politie op de straathoek waar ziekenhuis Marmottan zich bevindt, dat ondermeer een spreekuur aan verslaafden biedt.
  194. "La vraie toxicomanie (...) semble exprimer plutôt (...) des problèmes à dominante plus individuelle, liés à l'existence de troubles de la personnnalité et du comportement et/ou (..) à un phénomène de désinsertion dont le recours à la toxicoanie n'est qu'un mode d'expression parmi d'autres". In: Monique Pelletier (1978), Problèmes de la drogue, p.140.
  195. Catherine Trautmann (1990), Lutte contre la toxicomanie et le trafic des stupéfiants.
  196. Isabelle Stengers & Olivier Ralet (1991), op.cit.
  197. Deze opvatting heeft er ondermeer toe geleid dat men cannabis niet wil decriminaliseren. In het rapport-Trautmann leest men bijvoorbeeld dat als dit zou gebeuren, de 'overtreding' ('la transgression') zou worden gezocht in gevaarlijker drugs en men 'direct' zou overgaan op heroïne. Decriminalisering van cannabis zou zodoende snel leiden tot een stijging van het aantal heroïnegebruikers. Zie: Trautmann (1990), op.cit. p. 253.
  198. Isabelle Stengers & Olivier Ralet (1991), op.cit. pp. 64-65.
  199. Alain Ehrenberg (1995), op.cit. p. 100.
  200. Ibidem pp. 11-12.
  201. Ibidem. Zie ook Alain Ehrenberg, 'Comment vivre avec les drogues? Questions de recherche et enjeux politiques' in: Communications (1996), 'Vivre avec les drogues. Régulations, politiques, marchés, usages'.
  202. Isabelle Stengers & Olivier Ralet (1991), op.cit. pp. 23-24.
  203. Anne Coppel, 'Les intervenants en toxicomanie, le sida et la réduction des risques en France', in: Communications (1996), op.cit. p. 77.
  204. Ibid.
  205. Geciteerd in Coppel, ibidem.
  206. Eerst onder het Ministère des Affaires sociales, de la Santé et de la Ville, tegenwoordig onder het Ministère de la Ville et de l'Intégration.
  207. R. Henrion (1995), op.cit. pp. 31-32.
  208. Ibidem p. 30.
  209. R. Henrion (1995), op.cit. p.12. De zinsnede over het intellectuele prestige kan moelijk anders worden opgevat dan als een verwijzing naar Claude Olievenstein, psychiater en directeur van het ziekenhuis Marmottan. Olievenstein kan worden beschouwd als de grote man van de Franse verslavingszorg.
  210. Ibidem p.32.
  211. Op het congres "La drogue, ça se soigne. Le médecin généraliste face au toxicomane". Het congres had plaats op 18 november 1995 in de Sorbonne te Parijs.
  212. Ibidem.
  213. Ibidem.
  214. Alain Ehrenberg, 'Comment vivre avec les drogues? Questions de recherche et enjeux politiques' in: Communications (1996), op.cit. p. 13.
  215. Haut Comité de la Santé Publique (1995), La santé en France - Rapport général, pp. 184-185.
  216. Catherine Trautmann (1990), op.cit. p. 233.
  217. "C'est la société entière qui se drogue: elle se dope avec de la répression et se shoote à la statistique." Geciteerd door Anne Coppel in: Communications (1996), op.cit. pp. 77-78. Zie ook René Padieu (1994), op.cit.
  218. Anne Coppel in: Communications (1996), op.cit. p. 84.
  219. "Toxicomanie/sida: quel est le rapport?", Ibidem p. 80.
  220. R. Henrion (1995), op.cit. p. 30.
  221. Ibidem.
  222. Alain Morel, 'L'aide aux toxicomanes' in: Les Temps Modernes (1993), 'Toxicomanie, sida, exclusion', pp. 242-243.
  223. Ibidem p. 12.
  224. Van de verslaafden die in 1993 meededen aan de enquête de novembre had tweederde enkele jaren middelbare school en was 61% werkloos. Zie ook 'Nationaliteit en etniciteit' en 'Sociale context' in 2.3.
  225. Françoise Facy (1991), op.cit. p. 40.
  226. Deze vijf buurten zijn: Faubourg de Bethune, Fives, Moulins, Lille-Sud en Wazemmes.
  227. Interview Patrick Godelle, Lille, november 1995.
  228. Itinéraires (1994), Rapport d'Activités 1994.
  229. Dominique Duprez, Michel Kokoreff & Alain Verbeke (1995), Des produits aux carrières. Contribution à une sociologie du trafic des stupéfiants.
  230. Ibidem p. 4.
  231. Interview José Bayer, Lille, november 1995.
  232. Dominique Duprez, et.al. (1995), op.cit. p. 8 en pp. 32-36.
  233. Ibidem pp. 13-15.
  234. Ibidem p. 17.
  235. Geciteerd in Stengers & Ralet (1991), op.cit. p. 83.
  236. R. Henrion (1995), op.cit. p. 32.
  237. "La politique de lutte contre la toxicomanie, fondée sur l'idée qu'il ne faut surtout rien faire pour faciliter la vie des toxicomanes (...)". Uit: Henrion (1995), op.cit. p. 58.
  238. Ibidem.
  239. Zie hiervoor 2.4: Morbiditeit en mortaliteit. Relatief gezien hebben Spanje en Italïe meer Aidsgevallen dan Frankrijk.
  240. Bernard Kouchner, 'Non-assistance à personnes en danger', in: Les Temps Modernes (1993), op.cit. pp. 5-9. Het congres heette Trivilles omdat het ging over verslaving en Aids in de drie steden Londen, New York en Parijs.
  241. Ibidem p. 7.
  242. Ibidem p. 9.
  243. Anne Coppel, 'De la clinique à la santé publique: traitement et réduction des risques' in: Albert Ogien & Patrick Mignon (1994), La demande sociale de la drogue, p. 101.
  244. Over dit geschil zie Le Monde van 24 december 1992. In dit artikel valt ook het 'gebruikelijke' discours van de Minister van Binnenlandse Zaken te lezen, namelijk dat Frankrijk er wat betreft het drugsbeleid het beste uitspringt ("le pays qui s'en sort le mieux") omdat het aantal overdoses acht keer zo laag zou zijn als in Zwitserland en vier keer zo laag als in Duitsland.
  245. De bijeenkomst had plaats op 23 januari 1993. Het televisie-interview was de volgende dag in het programma L'heure de vérité op France 2. Zie ook Le Monde, 26 januari 1993.
  246. "Je ne peux pas accepter qu'on laisse les gens se droguer sous prétexte de combattre le sida." Geciteerd in Alain Ehrenberg (1995), op.cit. p. 112.
  247. "Prescrire des opiacés à un toxicomane, ce n'est pas l'écouter, ce n'est même pas entendre son symptôme, mais c'est le conforter dans la toute puissance du produit puisque ce dernier parvient par exemple à transformer le médecin en dealer légal." Citaat uit: Nelly Boulanger (1995), op.cit. p. 20.
  248. "La généralisation des expériences de substitution de la méthadone aux drogués paraît être la porte ouverte à la libéralisation de la consommation de drogues." In: Le Nouvel Observateur, 'Dossier drogue et sida', 26 november-2 december 1992. Geciteerd in Alain Ehrenberg (1995), op.cit. p. 112.
  249. Dit is bijvoorbeeld op te maken uit een serie artikelen over het drugsbeleid in verschillende Europese landen die in januari 1994 in Le Monde verscheen.
  250. Ik heb een ex-verslaafde gesproken die gedurende enkele maanden tien doosjes per dag nam. Tegenwoordig krijgt deze persoon methadon van een arts in Brussel.
  251. Temgesic en moscontin zijn in Frankrijk op de markt sinds 1987; skenan sinds 1991.
  252. Interview Jean Carpentier, Parijs, november 1995 (Jean Carpentier maakt deel uit van dit comité).
  253. Jean Carpentier (1994), La toxicomanie à l'héroïne en médecine générale, p.16.
  254. Interview Jean Carpentier in: Panorama du médecin, 30 november 1993.
  255. Een overzicht van deze geschiedenis is te vinden in het weekblad L'Evénement du jeudi, 'Drogue ou produits de substitution. Sanctionnés pour avoir 'sauvé' des toxicos', 1-7 december 1994.
  256. Libération, 20 december 1994.
  257. "La France, actuellement, n'a pas de politique de santé publique." Interview Philippe Douste-Blazy, in het weekblad VSD, 24-30 juni 1993.
  258. Uit de plannen van de preventiecampagne kan men echter niet afleiden dat het hier gaat om gerichte preventie, althans als men het beschouwt uit het oogpunt van de volksgezondheid. De speciale onderwijsprogramma's die in dit kader werden ontwikkeld waren namelijk vooral bedoeld om te wijzen op de gevaren van cannabis.
  259. Deze worden uitgebreid, ondermeer omdat nog zo'n 20% van de apotheken weigert aan druggebruikers spuiten te verkopen of dit doet tegen erg hoge prijzen.
  260. "Nous devons faire face à une situation aggravée, avec tous les moyens, pour réduire les risques de contamination des toxicomanes. (...). Nous ne pouvons plus ignorer l'existence du sida dans nos stratégies de prise en charge. C'est notre devoir, notre obligation. Il est indispensable de jeter un autre regard sur les drogues de substitution pour ceux qui se révèlent inaptes à réagir aux traitements classiques." Geciteerd in: Ordre des Médecins, Bulletin de l'Ordre des Médecins. Spécial toxicomanie, p. 7.
  261. Een commissielid stemde tegen depenalisering omdat hij een stap verder wilde gaan, namelijk overgaan tot legalisering. Ook voorzitter Henrion heeft zich meermaals uitgesproken voor legalisering, na een proefperiode van depenaliseren. Aangezien Henrion voor zijn benoeming tegen een liberalisering van het drugsbeleid was, is hij in de pers wel omschreven als 'pénalisateur devenu dépénalisateur'.
  262. R. Henrion (1995), op.cit. pp. 34-35.
  263. Ibidem p. 64.
  264. Zie de eerste publikatie van het Observatoire français des drogues et toxicomanies: Carpentier & Costes (1995), op.cit.
  265. Er wordt echter niet gepreciseerd op welke termijn men wil komen tot deze 45.000 plaatsen.
  266. Zie de congresbundel Actes de la conférence-débat (p. 5) van het congres La drogue, ça se soigne. Le médecin généraliste face au toxicomane, Parijs, 18 november 1995.
  267. "Jean-Pierre Davant en a assez d'une santé dépendante des aléas politiques: (...) 'Une politique de santé publique devrait englober tout cela, y compris la drogue. Edouard Balladur avait dit, avant sa nomination, qu'il fallait une politique de santé publique. Elle reste à faire'." Interview Jean-Pierre Davant in Le Figaro, 16 februari 1994.
  268. Zie bijvoorbeeld Le Monde, 19 februari 1994.
  269. Ordre des Médecins, Bulletin de l'Ordre des Médecins. Spécial toxicomanie.
  270. Dit is overigens ook in de wet vastgelegd. Het delict heet in dat geval 'incitation à l'usage', aanzetten tot druggebruik.
  271. "Le triangle d'or abstinence-désintoxication-éradication", Alain Ehrenberg, 'Comment vivre avec les drogues? Questions de recherche et enjeux politiques' in: Communications (1996), op.cit. p. 11.
  272. "La politique de lutte contre la toxicomanie, fondée sur l'idée qu'il ne faut surtout rien faire pour faciliter la vie des toxicomanes." In: R. Henrion (1995), Rapport de la commission de réflexion sur la drogue et la toxicomanie, p. 58.
  273. Michel Ghysel (1996), Rapport d'information sur la politique des Pays-Bas en matière de toxicomanie, rapport aan de Franse nationale Assemblée.
  274. De samenvattingen die hier per hoofdstuk worden gegeven, komen (vrijwel) overeen met die in het rapport.
  275. Voor een gedetailleerde analyse van deze schattingen wordt verwezen naar de bijlage.
  276. De omschrijving hiervoor is: "a pharmacocentric view of cocaine". Zie: Craig Reinarman et al., op.cit.
  277. Stengers & Ralet (1991), op.cit. p. 83.
  278. R. Henrion (1995), op.cit. p. 32.
  279. "Le triangle d'or abstinence-désintoxication-éradication", Alain Ehrenberg, 'Comment vivre avec les drogues? Questions de recherche et enjeux politiques' in: Communications (1996), op.cit. p. 11.
  280. René Padieu (1994), L'information statistique sur les drogues et les toxicomanes, p. 27
  281. Michel Bouchet van de Brigade des Stupéfiants zei dit in de televisie-uitzending Le cercle du minuit op Antenne 2 die op 31 januari 1996 werd uitgezonden.
  282. Zie bijvoorbeeld hoofdstuk 2 'De prevalentie van cannabisgebruik' van Tim Boekhout van Solinge in: Peter Cohen & Arjan Sas (1995), op.cit.
  283. Zie bijvoorbeeld: Marie Choquet & Sylvie Ledoux (1994), Adolescents. Enquête nationale.
  284. Consommation de produits licites détournés de leur usage normal ou de produits illicites, prolongée et régulière au cours des derniers mois.
  285. Des personnes consommant, en produit principal, de façon prolongée et régulière, de l'héroïne au cours des derniers mois qui ont ou auront recours au système sanitaire et social'.
  286. Centres spécialisés, hôpitaux en centres sociaux non spécialisés.
  287. "Il faut insister sur le fait que les résultats de l'enquête portent sur les toxicomanes qui ont recours aux structures de soins et ne permettent pas directement une estimation de la prévalence. 'En effet, l'enquête ne prend pas en compte les toxicomanes suivis dans les services de moyen et long séjour, les urgences, les cliniques générales et ceux suivis par les médecins libéraux'.", SESI (1995), op.cit. p. 10.
  288. "Enfin, si bon nombre de toxicomanes ont recours au système de soins, d'autres n'ont aucun contact avec des structures de soins. Il sont soit marginalisés avec un usage maîtrisé de leur toxicomanies, soit parfaitement insérés dans le tissus social.", ibidem.
  289. "(...) un toxicomane sur deux ne fréquente pas le dispositif du soins (...)", DGLDT (1995), Rapport sur l'activité interministérielle en 1994, p. 6.
  290. Ministère des Affaires sociales, de la Santé et de la Ville (1994a), p. 2.
  291. Jean Michel Costes, 'Une estimation de prévalence' in: Carpentier & (1995), Drogues et toxicomanies. Indicateurs et tendances, pp. 44-45. Dit is het eerste statistisch overzicht van drugs, druggebruikers en verslavingszorg en is daarmee meteen 'standaardwerk'.
  292. 'Des personnes consommant, en produit principal, de façon prolongée et régulière, de l'héroïne (...)'.
  293. INSERM, Base de données en toxicomanie. Toxicomanes consultant dans les institutions spécialisées en 1991-92.

[Previous]